Zoekresultaten: 388 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met E)
Gebruikte filters:
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ eau de cologne
[reukwater]
-
▾ Indonesisch
édokolonye, odeklonyo, odekolone
[reukwater]
-
▾ Javaans
dhoklonyo
[reukwater]
-
▾ Kupang-Maleis
kolonye
[reukwater]
-
▾ Madoerees
kalonyo, kalonyoh
[reukwater]
-
▾ Minangkabaus
kelonyo
[reukwater]
-
▾ Soendanees
kolonyi
[reukwater]
-
▾ Indonesisch
édokolonye, odeklonyo, odekolone
[reukwater]
-
▾ eb
[het aflopen van de zee]
-
▾ Berbice-Nederlands
hebe
[het aflopen van de zee]
-
▾ Deens
ebbe
[het aflopen van de zee]
datering: 1720 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ebbe el. nederlandsk eb(be), egl. 'tilbagegang' . Jessen: Nederduits. DDO: fra nederlandsk eller tysk Ebbe, oprindelig betydning 'tilbageløb'. DDO: fra nederlandsk eller tysk Ebbe, oprindelig betydning 'tilbageløb', Törnqvist: aus nd. oder ndl. ebbe
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hjorth 2003-2005 Jessen 1883 Nielsen 1989 Törnqvist 1977 (PNOE, OOD, EO, Jessen, DDO, Törnqvist, Saabys)
-
▾ Frans
ebbe
†verouderd
[het aflopen van de zee]
datering: 1282 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: weber 'in eb-toestand zijn (van de zee)'
etymologie: GR: 1282, èbe; ebbe, déb. xiiie; p.-ê. empr. à l'anglo-saxon ebban; Das wort fehlt den Nordgermanen, ist aber in den sprachen aller am meere wohnenden West- germanen heimisch: ags. ebba, afries. ebba, mndd. mndl. ebbe. Das wort ist wohl aus dem ndl. der kanalküste entlang in die fr. mundarten gelangt.; CITAAT: ‘Tout ce qui vient d’ebe s’en retournera de flot’ (Mfr.)
bron: Wartburg 1928 (FEW, GRobert)
-
▾ Noors
ebbe
[het aflopen van de zee]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: von mnd. ebbe (holl. eb, ebbe)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ebb
[regelmatige aflopen van de zee, onder invloed van de maan]
datering: 1787 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1787; av nederl., lågty. ebbe med samma bet., eg. 'bortflöde'; besl. med ävja, Törnqvist: aus nd. oder ndl. ebbe
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Berbice-Nederlands
hebe
[het aflopen van de zee]
-
▾ ebben
[aflopen van vloed]
-
▾ Deens
ebbe
[aflopen van vloed]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk ebben afl. af ebbe (jf. sb. ebbe), ænyd. d. s.; fra mnt. (hty.) ebben; af I. Ebbe
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Deens
ebbe
[aflopen van vloed]
-
▾ ebbenhout
[harde houtsoort]
-
▾ Deens
ibenholt
[boomsoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra ty (h)ebenholz, nt. ebenholt, i bet 2. fra nt. ibenholt, FuT: ält. dän. ebenholt und hebentræ, von d. Ebenholz (Hebenholz), Ebenbaum = holl. ebbenhout. Zugrunde liegt lat. ebenus, das wieder ein semitisches oder ägyptisches lehnwort ist.
bron: Dahlerup 1919-1956 Falk 1910-1911 (OOD, FuT)
-
▾ Noors
ibenholt
[harde houtsoort]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: av iben, av gr ebenos, fra semitisk el. egyptisk og lty holt 'tre'; FuT: ält. dän. ebenholt und hebentræ, von d. Ebenholz (Hebenholz), Ebenbaum = holl. ebbenhout. Zugrunde liegt lat. ebenus, das wieder ein semitisches oder ägyptisches lehnwort ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT:)
-
▾ Deens
ibenholt
[boomsoort]
-
▾ eboniet
[gevulkaniseerd caoutchouc]
-
▾ Papiaments
ebonit
[gevulkaniseerd caoutchouc]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
ebonit
[gevulkaniseerd caoutchouc]
-
▾ echo
[geluidsweerkaatsing]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1477;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
ékho, éko
[geluidsweerkaatsing]
-
▾ Papiaments
èko (ouder: echo)
[geluidsweerkaatsing]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.123 "Sonamentoe, koe ta bolbé sona kontra oen kos nos ta jama: echo."
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, Putte PN)
-
▾ Indonesisch
ékho, éko
[geluidsweerkaatsing]
-
▾ echt
[huwelijk]
zelfstandig naamwoord ; datering: 701-800;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ægte
†verouderd
[huwelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra mnt. echt(e), ægte fødsel (og deraf flydende ret), ægteskab (to (der) echte nemen), jf. mht. echt(e), ægte fødsel, holl. echt; substantivering af II. ægte
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Negerhollands
echt, echte
[huwelijk]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: huwelijksbed = echtbet, echtpaar = echtvolk. (Hesseling 1905: 231: ook echtvolk).
etymologie: echt (old 1776), echte (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Noors
ekte
[huwelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; lty; FuT: in der verbindung 'tage til ekte', von mnd. to der echte nemen; vgl. mhd. echt, echt (…) (holl. echt).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ta till äkta
[iemand huwen]
datering: 1526 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1526; efter lågty. to echte nemen med samma bet., till echt 'äktenskap'; jfr 1äkta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ægte
†verouderd
[huwelijk]
-
▾ echt
[wettig, werkelijk]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ægte
[werkelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk echt 'ægteskabelig, retmæssig' ¯ fællesgermansk *aiwa´afta- 'lovlig' afl. af *aiw@ 'lov' ¯ indoeuropæisk *oiw¤ 'lov, skik' egl.'gang' + *´afta- 'behæftet el. forsynet med' (jf. -haftig)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Duits
echt
[wettig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: AdjAdjektiv std.Standardwortschatz (13. Jh., ewahaft 8. Jh.)Stammwort. Aus dem Niederdeutschen übernommen (mndd. echte, mndl. echte). Das Wort ist mit dem Wandel ft zu cht eine Entsprechung zu obd. ehaft und kontrahiertem afr. aft "gesetzmäßig", besonders in ehafte Not "rechtmäßige Gründe für das Nicht-Erscheinen vor Gericht". Älter ist ahd. Eohaft "der Sitte (Ehe) entsprechend, fromm". Abstraktum: Echtheit.
bron: Kluge 2002 (Kluge)
-
▾ Ests
ehtne
[wettig, werkelijk]
-
▾ Noors
ekte
[werkelijk]
status: ontlening onzeker
etymologie: fra lty, 'ekteskapelig, legitim'; FuT: aus dem mnd. echte, echt 'in der ehe geboren, ehelich, gesetzmässig, rechtmässig', später auch 'unverfälscht' (holl. echt).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
echt
[werkelijk]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
echt, echies
[echt, serieus]
-
▾ Sranantongo
èkte
[werkelijk]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: èkteèkte (heus waar)
bron: Blanker 2005 (SR)
-
▾ Zweeds
äkta
[wettig, werkelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. äkta 'av äkta börd'; av lågty. echte 'född inom äktenskapet; laglig'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ægte
[werkelijk]
-
▾ echtbreker
[die de huwelijkstrouw schendt]
-
▾ Negerhollands
echtbreeker
[die de huwelijkstrouw schendt]
-
▾ Negerhollands
echtbreeker
[die de huwelijkstrouw schendt]
-
▾ echtbrekerij
[overspel plegen]
-
▾ Negerhollands
echtebreekerie
[overspel plegen]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: old 1776: breek die echt
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
echtebreekerie
[overspel plegen]
-
▾ echten
[zich in het huwelijk verbinden, in het huwelijk treden]
-
▾ echter
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Duits
echter
†verouderd
(dialect)
[nevenschikkend voegwoord]
status: ontlening onzeker
etymologie: Auf Borkum stirbt es jetzt aus; im übrigen Ostfrsl. ganz unbekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
echter
†verouderd
(dialect)
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ echtscheiding
[ontbinding van een huwelijk]
-
▾ Fries
echtskieding
[ontbinding van een huwelijk]
-
▾ Fries
echtskieding
[ontbinding van een huwelijk]
-
▾ eclectisch
[uitkiezend]
-
▾ Indonesisch
ékléktis
[uitkiezend]
-
▾ Indonesisch
ékléktis
[uitkiezend]
-
▾ eclips
[verduistering]
-
▾ Indonesisch
éklips
[verduistering]
-
▾ Papiaments
eklips
†verouderd
[verduistering]
-
▾ Indonesisch
éklips
[verduistering]
-
▾ ecologie
[leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving]
-
▾ Indonesisch
ékologi
[leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving]
-
▾ Indonesisch
ékologi
[leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving]
-
▾ economie
[staathuishoudkunde]
-
▾ Indonesisch
ékonomi
[staathuishoudkunde]
-
▾ Menadonees
ékonomi
[staathuishoudkunde]
-
▾ Sranantongo
eikownowmi
[staathuishoudkunde]
-
▾ Surinaams-Javaans
ékonomi
[zuinig, spaarzaam]
<via Sranantongo>
-
▾ Indonesisch
ékonomi
[staathuishoudkunde]
-
▾ economisch
[zuinig, spaarzaam]
-
▾ Indonesisch
ékonomis
[zuinig, spaarzaam]
-
▾ Menadonees
ékonomis
[zuinig, spaarzaam]
-
▾ Indonesisch
ékonomis
[zuinig, spaarzaam]
-
▾ econoom
[staathuishoudkundige]
-
▾ Indonesisch
ékonom
[staathuishoudkundige]
-
▾ Indonesisch
ékonom
[staathuishoudkundige]
-
▾ ecosysteem
[het functionele geheel van een levensgemeenschap]
-
▾ Indonesisch
ékosistém
[het functionele geheel van een levensgemeenschap]
-
▾ Indonesisch
ékosistém
[het functionele geheel van een levensgemeenschap]
-
▾ eczeem
[huiduitslag]
-
▾ Indonesisch
éksém, éksim
[huiduitslag]
-
▾ Madoerees
eksīm
[huiduitslag]
-
▾ Menadonees
èksim
[huiduitslag]
-
▾ Indonesisch
éksém, éksim
[huiduitslag]
-
▾ edammer
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Arabisch (MSA)
jubnat īdām
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Deens
eidammer, ejdammer, ejdammerost
[ronde kaas uit Edam; een rond hoofd]
status: ontlening onzeker
etymologie: af navnet på den nederlandske by Edam
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD, Lundbeck, Bang)
-
▾ Duits
Edamer
[ronde kaas]
status: ontlening onzeker
etymologie: Duden Universal: nach der niederl. Stadt Edam
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006, Duden Universal)
-
▾ Engels
Edam (cheese)
[ronde kaas uit Edam]
datering: 1836 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: zie betekenis. De productnaam Edam heeft in het Engels een joke opgeleverd: the only cheese that is madE backwards.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Esperanto
edama
[ronde kaas uit Edam]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: geleend via Du Edamer met ondersteunend bronwoord Fr édam. De uitgang -a is standaard voor adjectieven in Esp.
bron: Waringhien 2002 (War)
-
▾ Fins
edam(juusto), edaminjuusto
[kaassoort]
-
▾ Frans
édam
[kaassoort]
datering: 1901-2000 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: du nom de la ville hollandaise Edam, centre de production de ce fromage.
bron: Dubois 1979 Robert 2005 (Larousse, GRobert)
-
▾ Grieks
évtam /edam/
[kaassoort]
-
▾ Hongaars
e(i)dami sajt
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Italiaans
Edam, edam(m)er
[kaassoort]
-
▾ Kroatisch
edamer
[ronde kaas uit Edam]
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Macedonisch
edamer
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Noors
edamer, edamerost
[ronde kaas uit Edam]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: ost som først ble framstilt i Edam i Nederland
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Pools
edamski
[ronde kaas uit Edam]
status: ontlening onzeker
etymologie: nazwa hol. Edam w płn.Holandii, gdzie ser wyrabia się od 17 w.
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Portugees
edam
[kaassoort]
-
▾ Russisch
èdamer, èdamskij syr
[kaassoort]
-
▾ Servisch
edamer
[kaassoort]
-
▾ Sloveens
edamec
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ Slowaaks
eidam, eidamský sýr
[ronde kaas]
-
▾ Spaans
queso de Edam
[kaassoort]
-
▾ Tsjechisch
eidam, eidamský sýr
[ronde kaas]
-
▾ Zweeds
edammerost
[ronde kaas uit Edam]
datering: 1788 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; efter holl. edammer kaas av det holl. stadsnamnet Edam o. OST; jfr d. e(i)damer ost, t. e(i)damer käse. Formen edamer- utgår från holl. e(i)damer, t. edamer, oböjl. adj. till Edam, medan edam- är bildat direkt av stadsnamnet. Formen eld- återger det ä. holl. uttalet av Edam, som i överensstämmelse därmed förr äv. skrevs IJedam (Yedam) (jfr stavningen Eidam hos ORRELIUS Köpm.lex. 268 (1797) )
bron: SAOB 1898 (SAOB; NEO)
-
▾ Arabisch (MSA)
jubnat īdām
[ronde kaas uit Edam]
-
▾ edel
[adellijk]
-
▾ Deens
ædel
[van goede kwaliteit, echt, adellijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk edel 'fornem, ædel' ¯ fællesgermansk *a¬alja- afl. af *a¬ala- 'ædel' egl. 'stammende fra fædrene, nedarvet' (jf. adel)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
edel
[adellijk, voornaam, voortreffelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, besl m adel; FuT: von mnd. ed(d)el (holl. edel).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ädel
[adellijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ädelskånska, ädelärg, ädelgas, ädelmetall
etymologie: före 1520; fornsv. ädhel; av lågty. edel 'förnäm; utmärkt'; besl. med adel, odal
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ædel
[van goede kwaliteit, echt, adellijk]
-
▾ edelheer, edeleer
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ Indonesisch
delér
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ Javaans
delèr, delir, édhelèr
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ Madoerees
dēller, edēller
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ Soendanees
idĕler
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ Indonesisch
delér
[lid van de voormalige Raad van Indië]
-
▾ edik
[(gewestelijk) azijn]
-
▾ Deens
eddike
[azijn]
datering: 1853 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: eddikeflue=bananenvlieg
etymologie: fra ældre nederlandsk edik ¯ omdannet af latin ac•tum afl. af acere 'være sur' . Jessen: Nederduits. Hammerich 48: Nederlands
bron: Hammerich 1945 (PNOE, OOD, Jessen, Arnesen, Hammerich 48)
-
▾ Ests
äädikas
[azijn]
-
▾ Fins
etikka
[azijn]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Noors
eddik
[azijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr edik, gj nederl, lty fra lat. acetum; FuT: aus mndl. edec (holl. edik), resp. aus mnd. etik.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
ättika
[azijn]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ättiksomslag, ättiksprit, ättikssill, bordsättika, isättika, matättika
etymologie: före 1520; fornsv. ätikia; av lågty. etik, ombildn. av lat. acetum med samma bet.; jfr vinäger
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
eddike
[azijn]
-
▾ editie
[uitgave]
-
▾ Indonesisch
édisi
[uitgave]
-
▾ Menadonees
édisi
[uitgave]
-
▾ Indonesisch
édisi
[uitgave]
-
▾ educatie
[opvoeding]
-
▾ Indonesisch
édukasi
[opvoeding]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: édukatif, édukatip = educatief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
edukasje
[opvoeding]
-
▾ Indonesisch
édukasi
[opvoeding]
-
▾ eed
[plechtige verklaring]
-
▾ Negerhollands
eed, eid
[plechtige verklaring]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 198)
-
▾ Negerhollands
eed, eid
[plechtige verklaring]
-
▾ eekhoorn
[knaagdier]
-
▾ Papiaments
eekhoorn
[knaagdier]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
eekhoorn
[knaagdier]
-
▾ eemien
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd, door Pieter Harting genoemd naar de rivier de Eem]
-
▾ Deens
eemtiden, eem
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd]
-
▾ Tsjechisch
eem
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd]
-
▾ Deens
eemtiden, eem
[de Saale-Weichsel interglaciale tijd]
-
▾ een
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
en
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
een, en
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: een (Magens 1770, old 1776), en (Roberston 1989). old 1776: eender, hetzelfde, onverschillig, om het even = die ben een
bron: Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
en
[telwoord]
-
▾ Sranantongo
ein
[telwoord]
-
▾ Tiriyó
ein_me
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
en
[telwoord]
-
▾ een
[lidwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
en
[lidwoord]
-
▾ Negerhollands
een, ēn
[lidwoord]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: een (old 1776), ēn (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Berbice-Nederlands
en
[lidwoord]
-
▾ eend
[zwemvogel uit de familie van de eendachtigen]
-
▾ Duits
Ante, Änte, Ent, Ente, At, Åt
(dialect)
[zwemvogel uit de familie van de eendachtigen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bischoff: Vielleicht haben die Niederländer auch in einem Teil unseres Gebiet die Lautform für die Ente bestimmt. (…) Es wird aus dem Niederländischen stammen, das im Mittelalter neben aent auch eent, ent, hatte. p. 167
bron: Bischoff 1967 (Bischoff)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eendjie
[bepaalde peulvrucht met de vorm van een eendje]
<via Afrikaans>
datering: 1933 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk., 'duckling', eend duck + dim. suffix -IE.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Duits
Ante, Änte, Ent, Ente, At, Åt
(dialect)
[zwemvogel uit de familie van de eendachtigen]
-
▾ eender
[gelijk]
-
▾ Fries
iender
[gelijk]
-
▾ Fries
iender
[gelijk]
-
▾ eendracht
[eensgezindheid]
-
▾ Deens
endragt
†verouderd
[eensgezindheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra mnt. e(i)ndracht, -drecht (jf. sv. endräkt); af mnt. (over) ein ell. en dragen, være enig; jf. ens, overens
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Noors
endrakt
[eensgezindheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty. e(i)ndracht til mnty. overein (en) dragen «være enig
bron: NROi (NROi)
-
▾ Surinaams-Javaans
Endrakh
[plaatsnaam]
-
▾ Zweeds
endräkt
[eensgezindheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. endräkt; av lågty. endracht med samma bet., till over en dragen 'vara ense', eg. 'bära jämnt'; jfr dra, dräkt
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
endragt
†verouderd
[eensgezindheid]
-
▾ eendrachtig
[eensgezind]
-
▾ Deens
endrægtig
†verouderd
[eensgezind]
datering: 1762 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra mnt. e(i)ndrachtich, -drechtich, (adv.:) -dracht(ich)liken
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Noors
endrektig
[eensgezind]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: FuT: von mnd. eindrachtig, endrechtig , von mnd. e(i)ndracht (holl. eendracht)
bron: Falk 1910-1911 NROi (NROi; FuT)
-
▾ Deens
endrægtig
†verouderd
[eensgezind]
-
▾ eendrachtigheid
[eensgezindheid]
-
▾ Deens
endrægtighed
[eensgezindheid]
datering: 1785 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: nedertysk endrechtich ¯ afl. af (over)en dragen egl. 'bære noget (fx vand) sammen med nogen'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Noors
endrektighet
[eensgezindheid]
-
▾ Deens
endrægtighed
[eensgezindheid]
-
▾ eenentwintig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
een en twentig
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
een en twentig
[telwoord]
-
▾ eengezinswoning
[huis, berekend op bewoning door één gezin]
-
▾ Fries
iengesinswenning
[huis, berekend op bewoning door één gezin]
-
▾ Fries
iengesinswenning
[huis, berekend op bewoning door één gezin]
-
▾ eenhoorn
[fabeldier]
-
▾ eenlettergrepig
[bestaand uit een lettergreep]
-
▾ Fries
ienlettergrepich
[bestaand uit een lettergreep]
-
▾ Fries
ienlettergrepich
[bestaand uit een lettergreep]
-
▾ eenmaal
[eens, één keer, ooit]
-
▾ Negerhollands
eenmaal, eenmal, ēnmal, emal, ook: eenkeer
[eens, één keer]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: eenmaal, eenmal, eenkeer (old 1776), ēnmal, emal (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
eenmaal, eenmal, ēnmal, emal, ook: eenkeer
[eens, één keer]
-
▾ eenmoedig
[eendrachtig, eensgezind]
-
▾ Negerhollands
eenmoedig
[eendrachtig, eensgezind]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
eenmoedig
[eendrachtig, eensgezind]
-
▾ eens
[eenmaal; van dezelfde mening, eensgezind]
-
▾ Papiaments
eens
[van dezelfde mening]
status: ontlening onzeker
etymologie: ta eens (het eens zijn)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
niet eens
[heus niet, helemaal niet waar]
-
▾ Papiaments
eens
[van dezelfde mening]
-
▾ eensdeels
[voor één deel; enerzijds]
-
▾ Fries
iensdiels
[voor één deel; enerzijds]
-
▾ Fries
iensdiels
[voor één deel; enerzijds]
-
▾ eensgezind
[zonder verdeeldheid; eendrachtig]
-
▾ Fries
iensgesind
[zonder verdeeldheid; eendrachtig]
-
▾ Fries
iensgesind
[zonder verdeeldheid; eendrachtig]
-
▾ eensklaps
[in één keer]
-
▾ Duits
eensklaps
(dialect)
[in één keer]
status: ontlening onzeker
etymologie: Foerste: Heute auf Borkum nicht mehr im Gebrauch. Schlüter: In Gronau gebraucht, doch als nl. empfunden.
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Foerste, Schlüter)
-
▾ Duits
eensklaps
(dialect)
[in één keer]
-
▾ eenvoudig
[niet ingewikkeld]
-
▾ Duits
eenfaudich
(dialect)
[niet ingewikkeld]
-
▾ Negerhollands
eenvoudig
[niet ingewikkeld, onnozel]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:200)
-
▾ Duits
eenfaudich
(dialect)
[niet ingewikkeld]
-
▾ eenvoudigheid
[de hoedanigheid weinig samengesteld of ingewikkeld te zijn]
-
▾ Negerhollands
eenvoudigheit
[de hoedanigheid weinig samengesteld of ingewikkeld te zijn]
-
▾ Negerhollands
eenvoudigheit
[de hoedanigheid weinig samengesteld of ingewikkeld te zijn]
-
▾ eenzaam
[alleen]
-
▾ Negerhollands
eensaam
[alleen]
-
▾ Negerhollands
eensaam
[alleen]
-
▾ eenzaamheid
[het eenzaam-zijn, isolement]
-
▾ Negerhollands
eensaamheit
[het eenzaam-zijn, isolement]
-
▾ Negerhollands
eensaamheit
[het eenzaam-zijn, isolement]
-
▾ eer
[achting, deugd]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ære
[achting, deugd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk êre 'ære, ægteskab' ¯ fællesgermansk *aiz@ 'ære, velgerning, lykke, skånsel' ¯ indoeuropæisk *ais¤ afl. af *ais- 'være ærbødig, ære'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
eer
[respect]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 188)
-
▾ Noors
ære
[aanzien, waardigheid, achting, hulde, deugd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: entlehnt von mnd. êre, 'ehre, ehe' (holl. eer).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ära
[achting, deugd]
datering: 1520 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ärofull, ärorik, äreförgäten; ärekränkning, ärerörig, äresak, vanära
etymologie: före 1520; fornsv. ära 'ära; aktning'; av lågty. ere, även 'äktenskap'; jfr förära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ære
[achting, deugd]
-
▾ eer
[vroeger]
-
▾ Negerhollands
eer
[vroeger, voor]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: eer (old 1776), fo (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
eer
[vroeger, voor]
-
▾ eerbaar
[fatsoenlijk]
-
▾ Deens
ærbar
[fatsoenlijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: af ære (sb.) + -bar efter nedertysk erbar
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
eerbar
[fatsoenlijk, met respect]
-
▾ Noors
ærbar
[fatsoenlijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra ty, lty; FuT: von nhd. ehrbar, 'was mit der ehre vreinbar ist ' (…) = mnd. êrbâr 'ehrwürdig, edel, vornehm (holl. eerbaar)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO: FuT)
-
▾ Deens
ærbar
[fatsoenlijk]
-
▾ eerbied
[achting]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1643-1644;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Fries
earbied
[achting]
-
▾ Fries
earbied
[achting]
-
▾ eerbiedig
[met achting]
-
▾ Deens
ærbødig
[met achting]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: sammenblandet af ældre nydansk erbydig, ærbiudig 'som tilbyder nogen en ære' (efter tysk ehrerbietig, ehrbietig) og ældre nydansk erbødig 'rede, villig' (af nedertysk erbodich afl. af erbot 'tilbud')
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ærbødig
[met achting]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty erbödlich, besl m ty. erbieten; FuT: die form scheint von mnd. erbodich (…) zu stammen.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ærbødig
[met achting]
-
▾ eerbiedigen
[achten, eerbied bewijzen]
-
▾ Fries
earbiedigje
[achten, eerbied bewijzen]
-
▾ Fries
earbiedigje
[achten, eerbied bewijzen]
-
▾ eerder
[vroeger]
-
▾ Negerhollands
eerder, ēdǝr, redǝ
[vroeger, liever]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: eerder (old 1776), ēdǝr, redǝ (djdj 1926)
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
eerder, ēdǝr, redǝ
[vroeger, liever]
-
▾ eergierig
[eerzuchtig]
-
▾ Deens
ærengerrig
[eerzuchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk erengirich dannet af êre (jf. sb. ære) + girich (jf. gerrig)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
ærgjerrig
[eerzuchtig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: etter ty, lty; FuT: von nhd. ehrgierrig (= ehrgeizig), mnd. êrengierig (holl. eergierig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
ærengerrig
[eerzuchtig]
-
▾ eergisteren
[op de dag voor gisteren]
-
▾ Negerhollands
eergester
[op de dag voor gisteren]
-
▾ Negerhollands
eergester
[op de dag voor gisteren]
-
▾ eerherstel
[het in ere herstellen]
-
▾ Fries
earherstel
[het in ere herstellen]
-
▾ Fries
earherstel
[het in ere herstellen]
-
▾ eerlijk
[oprecht]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
ærlig
[oprecht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk êrlich afl. af êre (jf. sb. ære)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
eerlik
[oprecht]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: oneerlijk = no eerlik
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Noors
ærlig
[oprecht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: norr ærligr, fra lty; FuT: von mnd. êrlîk 'ehrenwert, ehrbar, vornehm' (holl. eerlijk, 'rechtschaffen')
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
ärlig
[oprecht]
datering: 1520 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. ärliker 'hedervärd; ansedd'; av lågty. erlich med samma bet.; den nutida bet. av ty. ehrlich; till 1ära
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ærlig
[oprecht]
-
▾ eerlijkheid
[het eerlijk zijn]
-
▾ Negerhollands
eerlikheit
[het eerlijk zijn]
-
▾ Negerhollands
eerlikheit
[het eerlijk zijn]
-
▾ eerst(e)
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
-
▾ Berbice-Nederlands
esti
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
-
▾ Gimán
erste
[soort knikkerspel voor kinderen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: basisté, bassté = 'este' spelen.
bron: Teljeur 1978-1980 (Telj2005)
-
▾ Javindo
eerste, eerst
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ha(at) eers, ha(at) eerst = weg gaan
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Negerhollands
eerste, eerst, ērstǝ, ēstǝ, ērstu
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: eerstens = toeeerst
etymologie: eerste (Magens 1770, Hesseling 1905: 233), eerst (old 1776), ērstǝ, ēstǝ, ērstu (djdj 1926). old 1776: voor het eerst = voor die eerst
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 233)
-
▾ Berbice-Nederlands
esti
[rangtelwoord: vóór ieder ander]
-
▾ eerste keer
[voor het eerst]
-
▾ Menadonees
èstèkèr
[voor het eerst]
-
▾ Negerhollands
eerst keer
[voor het eerst]
-
▾ Menadonees
èstèkèr
[voor het eerst]
-
▾ eerstelijk
[(verouderd) in de eerste plaats, ten eerste, vooreerst]
-
▾ Negerhollands
eerstlik
[in de eerste plaats, ten eerste, vooreerst]
-
▾ Negerhollands
eerstlik
[in de eerste plaats, ten eerste, vooreerst]
-
▾ eerstelingen
[vroege aardappelen]
-
▾ Frans
erstelingues
(dialect)
[vroege aardappelen]
-
▾ Frans
erstelingues
(dialect)
[vroege aardappelen]
-
▾ eerstgeborene
[kind dat als eerste is geboren]
-
▾ Negerhollands
eerstgebooren, eerst-gebooren
[kind dat als eerste is geboren]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776 ook: die eerst kind
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:190)
-
▾ Negerhollands
eerstgebooren, eerst-gebooren
[kind dat als eerste is geboren]
-
▾ eerstmaal
[(verouderd) voor het eerst, voor de eerste keer]
-
▾ Negerhollands
eerst mael
[voor het eerst, voor de eerste keer]
-
▾ Negerhollands
eerst mael
[voor het eerst, voor de eerste keer]
-
▾ eervol
[eer verschaffend]
-
▾ Soendanees
erpol
[eer verschaffend; gewone term bij verlening van ontslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilepas erpol=eervol ontslagen
etymologie: dilepas=los, vrijgemaakt
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Soendanees
erpol
[eer verschaffend; gewone term bij verlening van ontslag]
-
▾ eerwaardig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
-
▾ Deens
ærværdig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk êrwerdich dannet af êre (jf. sb. ære) + werdich (jf. værdig)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
eerwaardig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
-
▾ Deens
ærværdig
[eerbiedwaardig, achtenswaardig]
-
▾ eeuw
[honderd jaar]
-
▾ Duits
Êv
†verouderd
(dialect)
[honderd jaar]
status: ontlening onzeker
etymologie: Auf Borkum und in Weener jetzt aussterbend. 1900 sprach man in Weener noch vom Êvfêst
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Êv
†verouderd
(dialect)
[honderd jaar]
-
▾ eeuwig
[voor altijd]
-
▾ Deens
evig
[voor altijd]
datering: 1724 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: evig og altid=altijd en eeuwig, evighed=eeuwigheid
etymologie: ra nedertysk ewich afl. af oldnedertysk •wi ¯ fællesgermansk *aiwi-, *aiwa- 'tid, evighed, livsalder' ¯ indoeuropæisk *aiwo- 'livskraft, liv' (besl.m. ejegod, ædru)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
eewig, eeuwig
[voor altijd]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 187)
-
▾ Noors
evig
[voor altijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, besl m norr ævi '(leve)tid'; FuT: von mnd. êwich (holl. eeuwig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
evig
[voor altijd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. evogher; av lågty. ewich med samma bet.; besl. med lat. ævum, grek. aion 'tidsålder'; jfr eon
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
evig
[voor altijd]
-
▾ eeuwigheid
[eindeloze duur; het hiernamaals]
-
▾ Negerhollands
eewigheit, ewigheid
[eindeloze duur; het hiernamaals]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: eewigheit (old 1776), ewigheid (Hesseling 1905: 200)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 200)
-
▾ Negerhollands
eewigheit, ewigheid
[eindeloze duur; het hiernamaals]
-
▾ effect
[uitwerking]
-
▾ Indonesisch
éfék
[uitwerking]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: éféktip = effectief
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Menadonees
èfèk
[uitwerking]
-
▾ Indonesisch
éfék
[uitwerking]
-
▾ effect
[verhandelbaar waardepapier]
-
▾ Indonesisch
éfék
[verhandelbaar waardepapier]
-
▾ Indonesisch
éfék
[verhandelbaar waardepapier]
-
▾ effen
[vlak, gelijkmatig]
-
▾ Deens
effen
[capabel]
datering: 1758 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk effen 'lige' ¯ fællesgermansk *e¡na- 'lige, jævn' (jf. jævn)
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (OOD, PNOE, Arnesen)
-
▾ Negerhollands
effen
[vlak, gelijkmatig, even]
-
▾ Noors
effen
†verouderd
[vlak, even]
status: ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty. effen, 'jevn'; FuT: von mnd. effen, even 'grade, eben' (holl. even, effen)
bron: NROi (NROi, Arnesen)
-
▾ Sranantongo
ef
[vlak, gelijkmatig]
-
▾ Deens
effen
[capabel]
-
▾ efficiënt
[doelmatig, werkzaam]
-
▾ Indonesisch
éfisién
[doelmatig, werkzaam]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: éfisiénsi = efficientie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
éfisién
[doelmatig, werkzaam]
-
▾ eg
[landbouwwerktuig]
-
▾ Noord-Sotho
ege
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ Tswana
êgê
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Sotho
ege
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ Noord-Sotho
ege
[landbouwwerktuig]
<via Afrikaans>
-
▾ egaal
[gelijkmatig, glad]
-
▾ Indonesisch
égal
[gelijkmatig, glad]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: égalisasi = egalisatie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
égal
[gelijkmatig, glad]
-
▾ egaliseren
[gelijkmaken, vereffenen]
-
▾ Surinaams-Javaans
kalisir
[gelijkmaken, vereffenen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: afkomstig van stam 'egaliseer'
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Surinaams-Javaans
kalisir
[gelijkmaken, vereffenen]
-
▾ egalitair
[algemene maatschappelijke gelijkheid voorstaand]
-
▾ Indonesisch
égalitér
[algemene maatschappelijke gelijkheid voorstaand]
-
▾ Indonesisch
égalitér
[algemene maatschappelijke gelijkheid voorstaand]
-
▾ egelvoet
[mokpoot, gezwel aan poot van paarden]
-
▾ Fries
egelsfoet
[mokpoot, gezwel aan poot van paarden]
-
▾ Fries
egelsfoet
[mokpoot, gezwel aan poot van paarden]
-
▾ ego
[ik-gevoel]
-
▾ Indonesisch
égo
[ik]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: égoisme = egoisme; égoistis = egoistisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
égo
[ik]
-
▾ egocentrisch
[bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is]
-
▾ Indonesisch
égoséntris
[bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is]
-
▾ Indonesisch
égoséntris
[bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is]
-
▾ egoïst
[egoïstisch persoon]
-
▾ Menadonees
egois
[egoïstisch (persoon)]
-
▾ Menadonees
egois
[egoïstisch (persoon)]
-
▾ ei
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1230-1231;
thema: consumptie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Berbice-Nederlands
airi
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
status: ontlening onzeker
etymologie: van het mv.eier(en)
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993: 555)
-
▾ Negerhollands
ee, eiu, eyu, eju
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ee (old 1776), eiu (djdj 1926), eyu (Roberston 1989), eju (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926, Robertson 1989)
-
▾ Skepi-Nederlands
airə
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
-
▾ Berbice-Nederlands
airi
[vrouwelijke geslachtscel, kiem]
-
▾ eiden
[eggen]
-
▾ Duits
eiden
†verouderd
(dialect)
[eggen]
-
▾ Duits
eiden
†verouderd
(dialect)
[eggen]
-
▾ eider(eend)
[soort van duikeend]
-
▾ Zweeds
ejder
[soort van duikeend]
datering: 1731 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ejderdun; ejderhanne; ejderjakt; ejderrede
etymologie: sedan 1731; av lågty. eider; av nyisl. æður, isl. æðr med samma bet.; nära besl. med åda
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
ejder
[soort van duikeend]
-
▾ eierkool
[eivormige briket]
-
▾ Fries
eierkoal
[eivormige briket]
-
▾ Fries
eierkoal
[eivormige briket]
-
▾ eierstruif
[gerecht in hoofdzaak van geklutste eieren, omelet]
-
▾ Negerhollands
ejerstryf
[gerecht in hoofdzaak van geklutste eieren, omelet]
-
▾ Negerhollands
ejerstryf
[gerecht in hoofdzaak van geklutste eieren, omelet]
-
▾ eiervreter
[slangensoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
egg-eater, eivervreter
[slangensoort]
datering: 1821 (1801-1850)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: tr. S. Afr. Du. eiervreter, Du. eier egg + vreter eater. S. Afr. Du. (later Afk.), eier egg + vreter eater.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
egg-eater, eivervreter
[slangensoort]
-
▾ eigen
[van het subject]
-
▾ Berbice-Nederlands
egn
[van het subject]
-
▾ Duits
egenste
(dialect)
[van het subject]
status: ontlening onzeker
etymologie: Im Südosten des Landes heute sehr gebräuchlich. In Westrhauderfehn auch in der Form eegste. Im Norden und Nordosten stattdessen sülvigste. Wo beides bekannt ist, gilt egenste für nachdrücklicher.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Negerhollands
eegen, eigen, eigǝn, ēgǝn
[van het subject, zich]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: toe-eigenen = mi eegen mi die toe
etymologie: eegen (old 1776), eigen (old 1776, Hesseling 1905), eigǝn, ēgǝn (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
éígi
[van het subject]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
eigi
[van het subject]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
own
[kenmerkend, inheems]
<via Afrikaans>
datering: 1979 (1951-2000)
status: ontlening onzeker ; betekenisontlening
afleidingen en samenstellingen: own affair (regionale bevoegdheid [onder Apartheid]),
etymologie: tr. Afk. eie own, characteristic of, peculiar to (and thus divergent from all others).
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Berbice-Nederlands
egn
[van het subject]
-
▾ eigen gemakken
[privévoorzieningen]
-
▾ Indonesisch
éhen gemakken
[privé-toilet en andere voorzieningen]
-
▾ Indonesisch
éhen gemakken
[privé-toilet en andere voorzieningen]
-
▾ eigenaar
[bezitter]
-
▾ Negerhollands
eigǝna, eigenar
[bezitter]
datering: 1914 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
bron: Josselin 1926 Rossem 1996 (djdj 1926, Rossem 1996: 243)
-
▾ Sranantongo
eiginari
[bezitter]
-
▾ Surinaams-Javaans
èikhenar
[bezitter van een huis]
<via Sranantongo>
-
▾ Negerhollands
eigǝna, eigenar
[bezitter]
-
▾ eigenbelang
[eigen voordeel]
-
▾ Duits
Egenbelank
(dialect)
[eigen voordeel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig im Reiderl. und auf Borkum bekannt. Das Wort ist nur in den Teilen Ostfrsl.s bekannt, die dem nl. Einfluß am stärksten ausgesetzt sind. Das macht Entlehnung des im Nl. häufig gebrauchten Kompositums sehr wahrscheinlich.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
eigenbelang
[eigen voordeel]
-
▾ Duits
Egenbelank
(dialect)
[eigen voordeel]
-
▾ eigendom
[wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ Deens
ejendom
[boerderij of huis, of grond waarop gebouwd kan worden, wat men zijn eigen mag noemen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk eigendom
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
égendom, éhendom, eigendom, ihdom
†verouderd
[volledig eigenaarschap van grondstuk]
-
▾ Jakartaans-Maleis
èhendom, ihdom
[wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ Negerhollands
eegendom
[wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ Noors
eiendom
[wat men zijn eigen mag noemen; pand, kavel, onroerend goed]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: unter einfluss von mnd. eigendôm von ält. Dän eiedom, neunorw. eigedom umgebildet
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eigendom
[grondbezit]
datering: 1795 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du., 'ownership (of property)'.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
egendom
[wat men zijn eigen mag noemen, bezitting]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: egendomsbrott, egendomsrätt, lösegendom, nationalegendom, privategendom
etymologie: före 1520; fornsv. eghindomber; av lågty. egendom med samma bet.; till egen och 1dom
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
ejendom
[boerderij of huis, of grond waarop gebouwd kan worden, wat men zijn eigen mag noemen]
-
▾ eigenlijk
[waar, echt]
-
▾ Deens
egentlig
[waar, echt]
datering: 1866 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk egentlik afl. af egen (jf. egen); oprindelig betydning 'tilhørende nogen som ejendom'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
eigentlik
[waar, echt]
-
▾ Noors
egentlig
[feitelijk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty; FuT: von mnd. êgentlik (holl. eigenlijk)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
eigenlijk
[waar, echt]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Zweeds
egentlig
[waar, echt, feitelijk]
datering: 1555 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1555; av lågty. egentlik med samma bet., till egen, se egen
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
egentlig
[waar, echt]
-
▾ eigenzinnig
[zijn eigen zin volgend]
-
▾ Negerhollands
eegensin, eegensinnig
[zijn eigen zin volgend]
-
▾ Negerhollands
eegensin, eegensinnig
[zijn eigen zin volgend]
-
▾ Eijkmans test
[bepaalde bacteriëntest]
-
▾ Engels
Eijkman('s) test
[bepaalde bacteriëntest]
-
▾ Engels
Eijkman('s) test
[bepaalde bacteriëntest]
-
▾ eik
[boomsoort]
-
▾ Indonesisch
ék
[boomsoort]
-
▾ Indonesisch
ék
[boomsoort]
-
▾ eiland
[land omgeven door water]
-
▾ Deens
ejland
†verouderd
[(zeemanstaal) land omgeven door water]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: ænyd. d. s.; fra mnt. ell. nht. eiland; af fris. ei, samme ord som da. Ø; jf. eng. island, oldn. eyland, da. Øland. FuT: via Nederduits van Fries, Lundbeck: van Nederlands, Grimm: …bleibt nichts übrig als unser nhd. eiland für erborgt aus der nl. oder nordischen form oder für entstellt aus mhd. einlant, das vielleicht selbst aus eilant verbildet wurde, zu erklären. das wort ei, ovum kommt nicht in betracht, wenn schon der dotter wie eine runde insel im eiweisz schwimmt. eiland hat DIEFENBACH unter insula nur aus nl. oder cölnischen vocabularien, DASYP. und MAALER, selbst DENZLER geben es noch nicht, wol aber HENISCH 835, 38, ohne zweifel auch aus nl. quelle; zu verwundern ist sein abgang bei LUTHER. im 17 jh. verbreitete es sich und war den dichtern des 18 mit seinem wollaut willkommen, unterm volk konnte es den herschenden ausdruck insel nicht verdrängen. bei FLEMING sollte man eiland erwarten, da es OLEARIUS pers reiseb. 2, 3 hat, ich suchte vergeblich danach. Kluge: Übernommen aus dem Niederdeutschen (mndd. e(i)lant, eyglant, mndl. eiland). Dies ist eine späte Verdeutlichung, die auch in afr. eiland, eilond, ae. Egland, Eglond und anord. eyland auftritt, zu g. *agwijO f. "die zum Wasser gehörige" - was im Deutschen zu Au(e) wird, in den nordseegermanischen Sprachen zu einem Wort für "Insel" in anord. ey f., ae. Ig, Eg f., mndd. O, oe, oge, afr. -ey in Ortsnamen. Eiland ist also "Inselland". Schon mhd. einlant "Insel" mit Umdeutung des Vorderglieds ("allein liegendes Land"), auch mit einer Variante eilant, doch ist dieses Wort schon früh ausgestorben. Kluge See: Mit dem gleichbedeut. nl. eiland wohl eigentlich ein fries. Wort. Duden Universal: mniederd., mniederl. eilant < afries. eiland, eigtl.= Inselland, zu afries. ei = Insel (dafür mhd. ouwe, ahd. ouw[i]a, Aue)
bron: Dahlerup 1919-1956 Duden Universal 2003 Falk 1910-1911 Grimm 1854-1971 Jessen 1883 Kluge 1911 Kluge 2002 (Jessen, OOD, FuT, Lundbeck, Grimm, Kluge, Kluge See, Duden Universal)
-
▾ Duits
Eiland
[land omgeven door water]
datering: 1251-1300
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Grimm: …bleibt nichts übrig als unser nhd. eiland für erborgt aus der nl. oder nordischen form oder für entstellt aus mhd. einlant, das vielleicht selbst aus eilant verbildet wurde, zu erklären. das wort ei, ovum kommt nicht in betracht, wenn schon der dotter wie eine runde insel im eiweisz schwimmt. eiland hat DIEFENBACH unter insula nur aus nl. oder cölnischen vocabularien, DASYP. und MAALER, selbst DENZLER geben es noch nicht, wol aber HENISCH 835, 38, ohne zweifel auch aus nl. quelle; zu verwundern ist sein abgang bei LUTHER. im 17 jh. verbreitete es sich und war den dichtern des 18 mit seinem wollaut willkommen, unterm volk konnte es den herschenden ausdruck insel nicht verdrängen. bei FLEMING sollte man eiland erwarten, da es OLEARIUS pers reiseb. 2, 3 hat, ich suchte vergeblich danach. Kluge: Übernommen aus dem Niederdeutschen (mndd. e(i)lant, eyglant, mndl. eiland). Dies ist eine späte Verdeutlichung, die auch in afr. eiland, eilond, ae. Egland, Eglond und anord. eyland auftritt, zu g. *agwijO f. "die zum Wasser gehörige" - was im Deutschen zu Au(e) wird, in den nordseegermanischen Sprachen zu einem Wort für "Insel" in anord. ey f., ae. Ig, Eg f., mndd. O, oe, oge, afr. -ey in Ortsnamen. Eiland ist also "Inselland". Schon mhd. einlant "Insel" mit Umdeutung des Vorderglieds ("allein liegendes Land"), auch mit einer Variante eilant, doch ist dieses Wort schon früh ausgestorben. Kluge See: Mit dem gleichbedeut. nl. eiland wohl eigentlich ein fries. Wort. Duden Universal: mniederd., mniederl. eilant < afries. eiland, eigtl.= Inselland, zu afries. ei = Insel (dafür mhd. ouwe, ahd. ouw[i]a, Aue)
bron: Duden Universal 2003 Kluge 1911 Kluge 2002 (Grimm, Kluge, Kluge See, Duden Universal)
-
▾ Negerhollands
eyland, eiland
[land omgeven door water]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: eyland (old 1776), eiland (Hesseling 1905: 186)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 186)
-
▾ Noors
eiland
†verouderd
[land omgeven door water]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty el ty; FuT: von mnd. eiland 'insel' (holl. eiland).
bron: Falk 1910-1911 NROi (NROi; FuT)
-
▾ Sranantongo
èilanti
[land omgeven door water]
-
▾ Deens
ejland
†verouderd
[(zeemanstaal) land omgeven door water]
-
▾ eilandsraad
[vertegenwoordigend lichaam op de Nederlandse Antillen]
-
▾ Papiaments
eilandsraad, eilantsrat
[vertegenwoordigend lichaam op de Nederlandse Antillen]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
eilandsraad, eilantsrat
[vertegenwoordigend lichaam op de Nederlandse Antillen]
-
▾ einde
[laatste gedeelte]
-
▾ Negerhollands
end, einde
[laatste gedeelte]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: end (old 1776), einde (Hesseling 1905: 231). Old 1776: tot het einde = voor daarom. eindelijk = na die end, opd'laatst
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 231)
-
▾ Surinaams-Javaans
èndhe
[einde, slot]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
entjie
[restant, kleine hoeveelheid]
<via Afrikaans>
datering: 1950 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. end end + dim. suffix -ie.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Negerhollands
end, einde
[laatste gedeelte]
-
▾ eindelijk
[ten slotte]
-
▾ Deens
endelig
[ten slotte]
datering: 1723 (1701-1750)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: afl. af end 'ende' efter nedertysk endelik
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
eindlik
[ten slotte]
-
▾ Noors
endelig
[ten slotte]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Zweeds
äntligen
[ten slotte]
datering: 1538 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1538; av lågty. endeliken 'slutligen; äntligen', till ende 'slut'; jfr 2ända
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
endelig
[ten slotte]
-
▾ einder
[horizon]
-
▾ Fries
einder
[horizon]
-
▾ Fries
einder
[horizon]
-
▾ eis
[aanspraak]
-
▾ Ambons-Maleis
èis
[volmacht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Siapa kasi eis par oese? 'Wie heeft u volmacht gegeven?'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Papiaments
eis
†verouderd
[aanspraak]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Ewijk p. 28
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
eisi
[aanspraak]
-
▾ Ambons-Maleis
èis
[volmacht]
-
▾ eisen
[verzoeken]
-
▾ Sranantongo
eisi
[verzoeken]
-
▾ Zweeds
äska
[verzoeken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. äskia 'kräva; inbjuda'; av lågty. eschen, eischen 'fordra'; samma ord som eng. ask 'fråga; be'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Sranantongo
eisi
[verzoeken]
-
▾ ejaculatie
[zaadlozing]
-
▾ Indonesisch
éyakulasi
[zaadlozing]
-
▾ Indonesisch
éyakulasi
[zaadlozing]
-
▾ eksteroog
[likdoorn]
-
▾ Duits
Eksterauge, Elsteroge, Hästeroge
(dialect)
[likdoorn]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wiese: - Ndl. Herkunfst, Bischoff p. 162, Teuchert p. 319
bron: Teuchert 1972 (Wiese, Teuchert, Bischoff)
-
▾ Duits
Eksterauge, Elsteroge, Hästeroge
(dialect)
[likdoorn]
-
▾ el
[lengtemaat]
-
▾ Ambons-Maleis
èl
[lengtemaat]
-
▾ Atjehnees
ila, hila, ilò
[lengtemaat (de afstand van het midden van de borst tot de top van de middelste vinger bij zijwaarts gestrekte arm); meten (met een el)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meu'ila-ila = ellen lang, bij ellen
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
ëlla
[lengtemaat]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Jakartaans-Maleis
élo
[lengtemaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: éloan = hout of meetlat met de lengte van 1 el
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Japans
eru
†verouderd
[lengtemaat]
-
▾ Javaans
élo
[lengtemaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: élon=per el; diéloni=bij ellen afgemeten, verkocht
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
el
[lengtemaat]
-
▾ Kupang-Maleis
èl
[lengtemaat]
-
▾ Madoerees
elo, elōh
[lengtemaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elowan = stok ter grootte van 1 el, ngelone, ngelōwe = iets met de el meten, ngelōwagi = met iets meten
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
êlo
[lengtemaat]
-
▾ Menadonees
èl
[lengtemaat]
-
▾ Negerhollands
el
[lengtemaat]
-
▾ Nias
hela, helo, elo, ela
[lengtemaat]
-
▾ Soendanees
elo
[lengtemaat]
-
▾ Surinaams-Javaans
élo
[lengtemaat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngélo = meten per el, élon = per el, bij de el
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
el
[lengtemaat]
-
▾ Ambons-Maleis
èl
[lengtemaat]
-
▾ elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
-
▾ Duits
Elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
-
▾ Engels
elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
datering: 1888 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. elaioplast (J. H. Wakker 1887, in Maandblad voor Natuurwetenschappen XIII. 110), f. Gr. <gk><elenis><acu>laion</gk> oil + -plast.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Frans
élaioplaste
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
-
▾ Duits
Elaioplast
[plastide dat olie bevat of uitscheidt, ontdekt door de Nederlandse onderzoeker J.H. Wakker]
-
▾ elan
[bezieldheid]
-
▾ Fries
elan
[bezieldheid]
-
▾ Fries
elan
[bezieldheid]
-
▾ eland
[herkauwer]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1456-1489;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
eland
[elandantilope]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: via afrikaans fra hollandsk eland 'elg'
bron: Hjorth 2003-2005 (DDO)
-
▾ Engels
eland
[elandantilope]
<via Afrikaans>
datering: 1786 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. eland elk. The Du. word is a. Ger. elend (elentier), believed to be ad. Lith. élnis elk. See ellan, ellend, which are earlier adoptions of the word from sources other than Du.
bron: Carpenter 1908-1909 Onions 1983 Silva 1996 (OED2, ODEE, Carpenter, DSAE)
-
▾ Noors
eland
†verouderd
[elandantilope]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: nederl. 'elg', stor og klumpet antilope, taurotragus oryx; [het Noorse woord voor een gewone eland is elg]
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Pools
eland
[Afrikaanse bosantilope]
<via Afrikaans>
status: ontlening onzeker
etymologie: afrik., eland z hol.elk, nm. elen(d)
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Zweeds
eland
[grote Afrikaanse bosantilope]
<via Afrikaans>
datering: 1874 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1874; via afrikaans av nederl. eland 'älg'; besl. med grek. elaphos 'hjort'
bron: SAOB 1898 (NEO; SAOB)
-
▾ Deens
eland
[elandantilope]
<via Afrikaans>
-
▾ elastiek
[rekbare band]
-
▾ Indonesisch
élastik, lastik
[rekbare band; katapult; latex, sap van rubberboom en bananenstam]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: élastis = elastisch
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Japans
erasuchika
(dialect)
[stuk elastiek, rubberen snoer]
status: ontlening onzeker
etymologie: Wordt gebruikt in het dialekt van Fukui City.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Menadonees
élastik
[rekbare band]
-
▾ Papiaments
elastik, alestik
[rekbare band]
datering: 1999 (1951-2000)
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sarnami
lástik
[rekbare band]
-
▾ Sranantongo
elastiki
[rekbare band]
-
▾ Indonesisch
élastik, lastik
[rekbare band; katapult; latex, sap van rubberboom en bananenstam]
-
▾ elders
[bijwoord van plaats: niet hier]
-
▾ Duits
elders
†verouderd
(dialect)
[bijwoord van plaats: niet hier]
-
▾ Duits
elders
†verouderd
(dialect)
[bijwoord van plaats: niet hier]
-
▾ elegant
[bevallig]
-
▾ Indonesisch
élégan
[bevallig]
-
▾ Indonesisch
élégan
[bevallig]
-
▾ elegantie
[bevalligheid]
-
▾ Indonesisch
élégansi
[bevalligheid]
-
▾ Indonesisch
élégansi
[bevalligheid]
-
▾ elektricien
[vakman op elektrisch gebied]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1894;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
elèktrishèn
[vakman op elektrisch gebied]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Surinaams-Javaans
lèktrisyèn
[vakman op elektrisch gebied]
-
▾ Papiaments
elèktrishèn
[vakman op elektrisch gebied]
-
▾ elektriciteit
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Boeginees
lîseterí
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Indonesisch
éléktris, listrik
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Japans
ereki
†verouderd
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt; magneet]
status: ontlening onzeker
etymologie: Verouderd: erekiteru, erekishiteito.Nowadays generally supplanted by denki (S.-J.).
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Javaans
lèstrik, listrig
[natuurkracht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oost-Javaans lèstrèk, natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt bron: veldwerk T. Hoogervorst
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Madoerees
līstrīk
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
status: ontlening onzeker ; verbastering
afleidingen en samenstellingen: alīstrīk = voorzien van elektriciteit
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Makassaars
lêsetirí, lêstirí
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: dialect van Sanrabone: lêttirí
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Minangkabaus
listrik
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ Sasaks
listrik
[elektrisch licht]
-
▾ Surinaams-Javaans
listrig
[stroom]
-
▾ Boeginees
lîseterí
[natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt]
-
▾ elektrisch
[m.b.t. elektriciteit]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1786;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
éléktris, léktris
[m.b.t. elektriciteit]
-
▾ Menadonees
élèktris
[m.b.t. elektriciteit]
-
▾ Indonesisch
éléktris, léktris
[m.b.t. elektriciteit]
-
▾ elektro-
[met elektriciteit te maken hebbend]
-
▾ Indonesisch
éléktro-
[met elektriciteit te maken hebbend]
-
▾ Indonesisch
éléktro-
[met elektriciteit te maken hebbend]
-
▾ elektrometer
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ Indonesisch
éléktrométer
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ Japans
erekimētoru, erekiterumētoru
†verouderd
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ Indonesisch
éléktrométer
[toestel om elektrische spanning te meten]
-
▾ elektronisch
[werkend door vrije elektronen]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1950;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
élékronis
[werkend door vrije elektronen]
-
▾ Indonesisch
élékronis
[werkend door vrije elektronen]
-
▾ element
[hoofdstof; eenheid]
-
▾ Indonesisch
élemén
[hoofdstof; door elektra gloeiend hete draad (cel)]
-
▾ Javaans
almén
[(elektrisch) element; zaklantaarn]
-
▾ Indonesisch
élemén
[hoofdstof; door elektra gloeiend hete draad (cel)]
-
▾ elementair
[fundamenteel]
-
▾ Indonesisch
éleméntér
[fundamenteel]
-
▾ Indonesisch
éleméntér
[fundamenteel]
-
▾ elf
[telwoord]
-
▾ Aucaans
eloefoe
[telwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
alfu, elfu
[telwoord]
-
▾ Negerhollands
elf, elef
[telwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: elf (Magens 1770, old 1776), elef (Roberston 1989)
bron: Magens 1770 Oldendorp 1996 Robertson 1989 (Magens 1770, old 1776, Robertson 1989)
-
▾ Petjoh
(pil) nummer elf
[vergif]
-
▾ Saramakkaans
elúfu
[telwoord]
<via Sranantongo>
-
▾ Skepi-Nederlands
elk
[telwoord]
-
▾ Sranantongo
erfu
[telwoord]
-
▾ Aucaans
eloefoe
[telwoord]
-
▾ elf, elfje
[geest]
-
▾ Papiaments
èlfye
[geest]
-
▾ Papiaments
èlfye
[geest]
-
▾ elfde
[rangtelwoord, komende na de of het tiende]
-
▾ Negerhollands
(die) elfde, elfte
[rangtelwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: elfde (old 1776), elfte (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Negerhollands
(die) elfde, elfte
[rangtelwoord]
-
▾ elft
[vissensoort]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: dierenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Engels
elf
[blauwbaars]
<via Afrikaans>
datering: 1731 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. Du. elft shad.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Engels
elf
[blauwbaars]
<via Afrikaans>
-
▾ elftal
[ploeg van elf voetballers]
-
▾ Duits
die Elftal
[het Nederlandse voetbalelftal, beruchte tegenstander van Duitsland]
-
▾ Sranantongo
èlftal
[ploeg van elf voetballers]
-
▾ Duits
die Elftal
[het Nederlandse voetbalelftal, beruchte tegenstander van Duitsland]
-
▾ elfuurtje
[maaltijd rond elf uur]
-
▾ Duits
Elfüürtje
(dialect)
[(zeemanstaal, of taal van handwerkers en wasvrouwen) (koffie)maaltijd of borreltijd rond elf uur]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet: Noordwest-Duitsland, Foerste: Dieser mit der Sitte aus den Niederlanden herübergekommenene, in Ostfriesland allgemein, bes. in Norden und Umgebung gebrauchte Ausdruck (…) pflegt man vielfach um 11 Uhr vormittags Tee oder Kaffe zu trinken. (…) Das Elfüürtje ist bei Handwerkern und Kaufleuten, bes. im Brokemerland, noch in der Mode. Meist wird Schnaps getrunken, seltener Tee. Schlüter: die von Holland übernommenen Sitt un die Bezeichnung dafür auch in Ost- und Nordfrsl.
bron: Foerste 1938 Schlüter 1952 Smet 1983 (Smet 83, Foerste, Schlüter)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
älefüürtje
[koffiemaaltijd rond elf uur]
status: ontlening onzeker
etymologie: älefüürtje Ha. ‘Mahlzeit am Vormittag‘ < nl. elfuurt¬je ‘Kaffee oder anderes Getränk, um elf Uhr getrun¬ken‘; 1.Glied: elf uur ‘elf Uhr‘; 2.Glied: Dim. Suff. -tje
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Duits
Elfüürtje
(dialect)
[(zeemanstaal, of taal van handwerkers en wasvrouwen) (koffie)maaltijd of borreltijd rond elf uur]
-
▾ eliminatie
[verwijdering]
-
▾ Indonesisch
éliminasi
[verwijdering]
-
▾ Indonesisch
éliminasi
[verwijdering]
-
▾ elimineren
[verwijderen]
-
▾ Indonesisch
éliminir
[verwijderen]
-
▾ Indonesisch
éliminir
[verwijderen]
-
▾ elite
[het geselecteerde gedeelte]
-
▾ Indonesisch
élit
[het geselecteerde gedeelte]
-
▾ Indonesisch
élit
[het geselecteerde gedeelte]
-
▾ elixer
[geneeskrachtige drank]
-
▾ Indonesisch
éliksir
[geneeskrachtige drank]
-
▾ Japans
erikishiru
†verouderd
[geneeskrachtige drank]
-
▾ Indonesisch
éliksir
[geneeskrachtige drank]
-
▾ elk
[ieder, iedereen]
-
▾ Negerhollands
elk
[ieder(e) (uitsluitend bijvoeglijk gebruikt)]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
elk
[ieder(e) (uitsluitend bijvoeglijk gebruikt)]
-
▾ elkeen
[iedereen]
-
▾ Negerhollands
ēgē, ēkē, elkēn, elkeen, ēkǝrēn, ekeren, ēkērēn
[iedereen, elk]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ēgē, ēkē, elkēn (djdj 1926); elkeen (Magens 1770, old 1776), ēkǝrēn, ekeren, ēkērēn (djdj 1926)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, djdj1926)
-
▾ Negerhollands
ēgē, ēkē, elkēn, elkeen, ēkǝrēn, ekeren, ēkērēn
[iedereen, elk]
-
▾ elleboog
[gewricht tussen beneden- en bovenarm]
-
▾ Papiaments
èlebog, èlembog (ouder: elleboog)
[gewricht tussen beneden- en bovenarm]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Ewijk p. 29
bron: Putte 2008 (Joubert PN, Ewijk, Putte PN)
-
▾ Papiaments
èlebog, èlembog (ouder: elleboog)
[gewricht tussen beneden- en bovenarm]
-
▾ elleboogsbeen
[ellepijp]
-
▾ Chinees
chigu
[ellepijp]
<via Japans>
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: foot (Dutch "el")+bone
bron: Kuiper 1993 (Kuiper)
-
▾ Japans
shakkotsu
[ellepijp, lett. elbeen]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Lit. foot (as a measure, in the sense of D.'el') + bone.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Chinees
chigu
[ellepijp]
<via Japans>
-
▾ ellende
[beroerdigheid]
-
▾ Negerhollands
elend
[beroerdigheid, ellendig]
-
▾ Zweeds
elände
[beroerdigheid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. älände; av lågty. ellende med samma bet., eg. 'landsflykt'; till äl- 'annan'; jfr elända, eljest, 1land
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Negerhollands
elend
[beroerdigheid, ellendig]
-
▾ ellendig
[beroerd]
-
▾ Deens
elendig
[beroerd]
datering: 1871 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk elendich afl. af elende ¯ oldnedertysk eli-lendi 'fremmed land' dannet af eli- 'anden' + en afledning af land; grundbetydning 'som lever borte fra sit land'
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Negerhollands
elendig
[beroerd]
-
▾ Noors
elendig
[beroerd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; fra lty; FuT: von mnd. elendich (holl. ellendig)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
elända
[beroerd]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. älände; av lågty. ellende 'landsflyktig; främmande; olycklig'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
elendig
[beroerd]
-
▾ ellens
[ruw Noors hout van bepaalde afmeting]
-
▾ Fries
ellens
[ruw Noors hout van bepaalde afmeting]
-
▾ Fries
ellens
[ruw Noors hout van bepaalde afmeting]
-
▾ ellepijp
[dikste bot in benedenarm]
-
▾ Negerhollands
elle
[dikste bot in benedenarm]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: in het Duits is ellepijp ook 'elle'. 'elle' betekent in het Nederlands 'gepunt stokje' en soms wordt daar ook de honkbalknuppel mee bedoelt.
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
elle
[dikste bot in benedenarm]
-
▾ ellips
[ovaal]
-
▾ Indonesisch
élips
[ovaal]
-
▾ Indonesisch
élips
[ovaal]
-
▾ els
[priem]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1240;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
els
[priem]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Engels
elsin
†verouderd
[priem]
datering: 1440 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elsin-blade, the blade of an awl, or the awl itself; elsin-box, a box for holding awls; elsin-haft, the haft or handle of an awl; also, Èthe old designation for a jargonelle pear from its resemblance to the haft of an awli (Jam.).<c>1440-1864
etymologie: app. a. MDu. elssene (later elzen(e, mod.Du. els):-*alisna:-OTeut. *alasnâ (whence by transposition OHG. alansa, alunsa); f. the same root as awl + suffix as in OTeut. *segasnâ (-isnâ), Ger. sense scythe. (The Teut. word was adopted into Romanic: cf. Sp. alesna, lesna, It. lésina, Fr. alêne, Pr. alena.)
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Papiaments
èls
[priem]
-
▾ Schots
elshin; elsing, elsone, alshin
†verouderd
[priem]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: ME elsyn, MDu elsene
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
els
[priem]
-
▾ els
[boomsoort]
zelfstandig naamwoord ; datering: 772-776;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Else, Els
(dialect)
[boomsoort]
datering: 1279 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
etymologie: Oostnederduits, Brandeburg, Berlijn. Wiese: Eytm. zu mndl. else, ein Wort der ndl. Siedler des 12. Jh. FrL: Brandenburg
bron: Frings 1966 Smet 1983 Smet 1992 Wiese 1996 (Smet 92, Smet 83, Wiese, FrL, Bischoff)
-
▾ Fries
els
[boomsoort]
-
▾ Papiaments
èls
[boomsoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
els
[boomsoort]
-
▾ Duits
Else, Els
(dialect)
[boomsoort]
-
▾ ELS
[Europese Lagere School]
-
▾ Indonesisch
ELS
[lagere school in de koloniale tijd]
-
▾ Indonesisch
ELS
[lagere school in de koloniale tijd]
-
▾ elzevier
[voortbrengsel van de drukkersfamilie Elzevier of door hen veelgebruikt lettertype]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1899;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Elzevir
[drukwerk in bepaalde lettersoort]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Elzeviriana (door de Hollandse boekdrukkersfamilie Elzevier uitgegeven Romeinse en Griekse klassieken in duodecimo-formaat)
etymologie: Name einer holländ. Buchdruckerfamilie des 17. Jh.s; die; -.
bron: Duden Fremd 1990 (Duden Fremd)
-
▾ Engels
Elzevir
[uitgave van de boekdrukkersfamilie Elzevier; lettertype]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: name (Elzevier, Els-, latinized Elzevirius) of a family of printers (1592-1680) at Amsterdam, The Hague, Leyden and Utrecht; tranf.a book printed by one of them. xviii.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Esperanto
elzeviro
[uitgave van de boekdrukkersfamilie Elzevier; lettertype]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: geleend via Fr elzévir met ondersteunende bronwoorden Eng elzevir en Du Elzevir. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
elzévir
[boek gedrukt door de Elzeviers; lettertype]
datering: 1651-1700 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elzévirien,ienne
etymologie: PR: de Elzevi(e)r, nom d'une célèbre famille d'imprimeurs
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 (PRobert, Walter 2, Larousse)
-
▾ Grieks
elzebir /elzevír/
[lettertype]
-
▾ Italiaans
elzeviro, elzeviriano
[boek gedrukt door de Elzeviers; lettertype; hoofdartikel op de culturele pagina, meestal van een bekende schrijver]
status: ontlening onzeker
etymologie: Oland. Elzevier, nome di una famiglia di tipografi.
bron: Bolelli 1989 (Bolelli)
-
▾ Litouws
elzevyras
[lettertype dat door de drukkersfamilie Elsevier veel gebruikt werd]
status: ontlening onzeker
etymologie: pagal XVI-XVII a. olandų spaustuvininkų leidėjų Elzevyrų (Elsevier: Lodeveiko (1540-1617), jo sūnų Matjaso ir Bonaventūros, anūkų Izako ir Lodeveiko jaunesniojo (1640-1670), garsiausio iš visų, pavardę
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Noors
elzevir
[beroemde uitgave van klassieke schrijvers, uitgegeven door de boekdrukkersfirma Elzevier]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: adj. elzevirsk: 'elzevirsk format' = klein formaat waarbij het vel tot 24 bladzijden is gevouwen (BO)
etymologie: BO: nederl
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Pools
elzewier
[beroemde uitgave van klassieke schrijvers, uitgegeven door de boekdrukkersfirma Elzevier]
status: ontlening onzeker
etymologie: W. Kopalinski: nl.(holenderski)
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Portugees
elzevir
[boek, vervaardigd door de Elzeviers]
<via Frans>
datering: 1899 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elzeviriano xvii.
etymologie: Do fr. elzévir, deriv. do antr. neerl. Elzevier.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Servisch
elzevir
[uitgave van Romeinse en Griekse klassieken uit de 17e en 18e eeuw]
-
▾ Tsjechisch
elzevir
[lettertype]
-
▾ Duits
Elzevir
[drukwerk in bepaalde lettersoort]
-
▾ email
[glazuur]
-
▾ Indonesisch
émail
[glazuur]
-
▾ Indonesisch
émail
[glazuur]
-
▾ emancipatie
[gelijkstelling voor de wet]
-
▾ Indonesisch
émansipasi
[gelijkstelling voor de wet]
-
▾ Sranantongo
manspasi
[gelijkstelling voor de wet]
-
▾ Indonesisch
émansipasi
[gelijkstelling voor de wet]
-
▾ Emancipatiedag
[(Surinaams-Nederlands) 1 juli, afschaffing slavernij]
-
▾ Aucaans
Masipasi Dei
[1 juli]
-
▾ Sranantongo
Manspasi
[1 juli, feestdag]
-
▾ Aucaans
Masipasi Dei
[1 juli]
-
▾ emballage
[verpakking]
-
▾ Indonesisch
émbalase
[verpakking]
-
▾ Indonesisch
émbalase
[verpakking]
-
▾ embargo
[publicatieverbod]
-
▾ Indonesisch
émbargo
[publicatieverbod]
-
▾ Indonesisch
émbargo
[publicatieverbod]
-
▾ embarkatie
[inscheping]
-
▾ Indonesisch
émbarkasi
[inscheping]
-
▾ Indonesisch
émbarkasi
[inscheping]
-
▾ embleem
[zinnebeeld, herkenningsteken, zinnebeeldige plaat]
-
▾ Indonesisch
émblém
[zinnebeeld]
-
▾ Indonesisch
émblém
[zinnebeeld]
-
▾ embolie
[verstopping van bloedvat]
-
▾ Indonesisch
émboli
[verstopping van bloedvat]
-
▾ Indonesisch
émboli
[verstopping van bloedvat]
-
▾ embryo
[kiem]
-
▾ Indonesisch
émbrio
[kiem]
-
▾ Indonesisch
émbrio
[kiem]
-
▾ emigrant
[landverhuizer]
-
▾ Indonesisch
émigran
[landverhuizer]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: émigrasi = emigratie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émigran
[landverhuizer]
-
▾ eminent
[voortreffelijk]
-
▾ Indonesisch
éminén
[voortreffelijk]
-
▾ Indonesisch
éminén
[voortreffelijk]
-
▾ eminentie
[titel van kardinalen]
-
▾ Indonesisch
éminensi
[titel van kardinalen]
-
▾ Indonesisch
éminensi
[titel van kardinalen]
-
▾ emissie
[uitgifte van obligaties e.d.]
-
▾ Indonesisch
émisi
[uitgifte van obligaties e.d.]
-
▾ Indonesisch
émisi
[uitgifte van obligaties e.d.]
-
▾ emmer
[vat]
-
▾ Ambons-Maleis
èmber
[vat]
-
▾ Balinees
émbér
[vat]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
emmer
[vat]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 Ginneken 1913-1914 (JAC; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Deens
emmer, emmert
[scheepsemmer; bus voor ventiel in een pomp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nt. holl. emmer (ty. eimer); gennem lat. amphora fra gr. am(phi)phoreús, tvehanket krukke; jf. II. Admiral || formen Emmer findes (ved siden af Emmert) i VSO. og Saaby.7) DOFF: Emmert, en, -er. [mnt. emmer, holl. emmer{t)e), Saabys: Nederlands of Nederduits
bron: Dahl 1907-1914 Dahlerup 1919-1956 (OOD, DOFF, Saabys)
-
▾ Ests
ämber
[vat]
-
▾ Fins
ämpäri
[vat]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Frans
emme
†verouderd
(dialect)
[vloeistofmaat]
-
▾ Gimán
ember
[vat]
-
▾ Indonesisch
émber; (Bahasa Prokem) be'er
[vat]
-
▾ Jakartaans-Maleis
èmbèr
[vat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: beèmbèr-èmbèr = heel veel
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Javaans
èmber
[vat]
-
▾ Kupang-Maleis
ember
[vat]
-
▾ Madoerees
ember
[vat]
-
▾ Makassaars
êmberé
[teil (meestal van zink)]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
èmbèr
[vat]
-
▾ Minangkabaus
embe
[vat]
-
▾ Muna
embere
[vat]
-
▾ Noors
ember, amber
[vat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NROi: mnty. amber, ember fra lat. amp(h)ora; FuT: entlehnt dem mnd. amber, ammer, ember, emmer (holl. emmer)
bron: Falk 1910-1911 NROi (NROi; FuT)
-
▾ Papiaments
èmber, hèmber, èmer
[vat]
status: ontlening onzeker
etymologie: hèmchi, èmchi (Aruba)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Petjoh
ember
[vat]
<via Indonesisch>
-
▾ Sahu
ember
[vat]
-
▾ Shona
hamiro
[vat]
<via Afrikaans>
-
▾ Soendanees
ember
[vat]
-
▾ Sranantongo
em(b)re
[vat]
-
▾ Surinaams-Javaans
èmbèr
[vat]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
emmer
[vat; inhoudsmaat]
datering: 1817 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: emmerful
etymologie: Du., later Afk.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
ämbar
[vat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. ämbar; via lågty. av lat. amphora 'stort krus med två handtag'; jfr amfora
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
èmber
[vat]
-
▾ emmerrad
[bepaald schepwerk]
-
▾ Indonesisch
émbrat, émrat
[grote gieter]
-
▾ Jakartaans-Maleis
èmbrat
[grote gieter]
-
▾ Soendanees
èmbrat
[grote gieter]
-
▾ Indonesisch
émbrat, émrat
[grote gieter]
-
▾ emolumenten
[bijkomende verdiensten]
-
▾ Indonesisch
émolumén
[bijkomende verdiensten]
-
▾ Indonesisch
émolumén
[bijkomende verdiensten]
-
▾ emotie
[gemoedsbeweging]
-
▾ Fries
emoasje
[gemoedsbeweging]
-
▾ Indonesisch
émosi
[gemoedsbeweging; emotioneel, opgewonden]
-
▾ Kupang-Maleis
emos
[boos; gemoedsbeweging]
-
▾ Menadonees
émosi
[emotioneel worden (uit kwaadheid)]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: pangémosi = iemand die snel emotioneel wordt
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Fries
emoasje
[gemoedsbeweging]
-
▾ emotioneel
[vatbaar voor ontroering]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1894-1908;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
émosionil
[vatbaar voor ontroering]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tegenwoordig émosional uit Engels
bron: Sijs 2006a (S&S-T2004, Van der Sijs 2006)
-
▾ Indonesisch
émosionil
[vatbaar voor ontroering]
-
▾ empathie
[inlevingsvermogen]
-
▾ Indonesisch
émpati
[inlevingsvermogen]
-
▾ Indonesisch
émpati
[inlevingsvermogen]
-
▾ emplacement
[terrein bij station]
-
▾ Indonesisch
amplasemén
[terrein bij station]
-
▾ Indonesisch
amplasemén
[terrein bij station]
-
▾ emulsie
[melkachtige oplossing]
-
▾ Indonesisch
émulsi
[melkachtige oplossing]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: émulsifikasi = emulsificering
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
émulsi
[melkachtige oplossing]
-
▾ en
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
an
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Chinees-Maleis
èn
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ Indonesisch
én
[nevenschikkend voegwoord]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: én toh = en toch, desondanks
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Negerhollands
en, an
[nevenschikkend voegwoord]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: en (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905), en, an (djdj 1926)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Sranantongo
èn
[nevenschikkend voegwoord]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Berbice-Nederlands
an
[nevenschikkend voegwoord]
-
▾ en bloc
[geheel en al, alles of allen samen]
-
▾ Indonesisch
anblok
[als een geheel]
-
▾ Madoerees
amblo'
[geheel en al; tot troepen, groepen of afdelingen verenigen]
-
▾ Indonesisch
anblok
[als een geheel]
-
▾ en dan
[en toen, en verder?]
-
▾ Menadonees
èn dan?
[en toen, en verder?]
-
▾ Menadonees
èn dan?
[en toen, en verder?]
-
▾ en garde
[commando bij het schermen]
-
▾ Indonesisch
anggár
[schermsport bedrijven, schermen]
-
▾ Indonesisch
anggár
[schermsport bedrijven, schermen]
-
▾ en toch
[en desondanks]
-
▾ Indonesisch
én toh
[en desondanks]
-
▾ Indonesisch
én toh
[en desondanks]
-
▾ enclave
[door vreemd gebied omsloten terrein]
-
▾ Indonesisch
énklave
[door vreemd gebied omsloten terrein]
-
▾ Indonesisch
énklave
[door vreemd gebied omsloten terrein]
-
▾ encyclopedie
[beschrijvend woordenboek]
-
▾ Indonesisch
énsiklopédi
[beschrijvend woordenboek]
-
▾ Indonesisch
énsiklopédi
[beschrijvend woordenboek]
-
▾ endemisch
[niet elders voorkomend]
-
▾ Indonesisch
éndémis
[niet elders voorkomend]
-
▾ Indonesisch
éndémis
[niet elders voorkomend]
-
▾ endogamie
[het huwen binnen de stam]
-
▾ Indonesisch
éndogami
[het huwen binnen de stam]
-
▾ Indonesisch
éndogami
[het huwen binnen de stam]
-
▾ endogeen
[uit het binnenste voortkomend]
-
▾ Indonesisch
éndogeen
[uit het binnenste voortkomend]
-
▾ Indonesisch
éndogeen
[uit het binnenste voortkomend]
-
▾ endossement
[het overdragen van een wissel door aantekening op achterkant]
-
▾ Indonesisch
éndosemén
[het overdragen van een wissel door aantekening op achterkant]
-
▾ Indonesisch
éndosemén
[het overdragen van een wissel door aantekening op achterkant]
-
▾ energie
[veerkracht, arbeidsvermogen]
-
▾ Indonesisch
énérgi, énérsi
[veerkracht, arbeidsvermogen]
-
▾ Indonesisch
énérgi, énérsi
[veerkracht, arbeidsvermogen]
-
▾ eng
[nauw]
-
▾ Fries
ing
[nauw]
-
▾ Fries
ing
[nauw]
-
▾ engageren
[(zich) verloven]
-
▾ Negerhollands
engēs
[zich verloven met]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: de n heeft een puntje en wordt een ŋ-klank
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Negerhollands
engēs
[zich verloven met]
-
▾ engel
[bode van God]
-
▾ Negerhollands
engel
[bode van God]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905: meervoudsvorm = engels
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 266)
-
▾ Papiaments
engel
†verouderd
[bode van God]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 1:2, 2:13, 2:19, 4:6, 11:10, 13:39, 13:41, 13:49, 16:27, 18:10, 22:30, 24:31, 28:2 .
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Sranantongo
èngel
[bode van God]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: granèngel (aartsengel)
bron: Blanker 2005 (Prisma S-N 2005)
-
▾ Negerhollands
engel
[bode van God]
-
▾ Engeland
[landennaam]
-
▾ Arowaks
Engelanta
[landennaam]
-
▾ Madoerees
englan
(dialect)
[Engels]
-
▾ Arowaks
Engelanta
[landennaam]
-
▾ Engels
[van Engeland]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
ingis
†verouderd
[van Engeland]
<via Negerhollands>
-
▾ Kupang-Maleis
Inggris
[van Engeland]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: konci Inggris=Engelse sleutel
etymologie: konci=sleutel
bron: Jacob 2003 (J&G)
-
▾ Negerhollands
ingis
[van Engeland]
datering: 1926 (1901-1950)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: de n heeft een puntje en wordt een ŋ
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Schots
ingill, engill, inglis
†verouderd
[gewichtseenheid, gebruikt bij goud en zilver, 1/20 ounce]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: MFlem inghelsche, engels
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Zweeds
engels
[gewichtseenheid, gebruikt bij goud en zilver]
status: ontlening onzeker
etymologie: SAOB; av holl. engels, av mnl. engelsch, eg.: engelsk (se ENGELSK, adj.1)]
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
ingis
†verouderd
[van Engeland]
<via Negerhollands>
-
▾ Engelsman
[iemand uit Engeland]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Engelsman
[iemand uit Engeland]
<via Afrikaans>
datering: 1837 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afk. (earlier Du. Engelschman), Engels English + man man, person.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zweeds
engelsman
[iemand uit Engeland]
datering: 1640 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1640; av lågty. engelsmann, eng. Englishman med samma bet.; till engelsk
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
Engelsman
[iemand uit Engeland]
<via Afrikaans>
-
▾ enig(e)
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ Berbice-Nederlands
eni
[onbepaald voornaamwoord]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
bron: Kouwenberg 1993 (Kouwenberg 1993:591)
-
▾ Negerhollands
eenig, eenige, ēnǝstǝ, ēnēstu, ēnēstǝ
[onbepaald voornaamwoord]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: enigkind, enig geborene = eeniggeboren
etymologie: eenig, eenige (old 1776), ēnǝstǝ, ēnēstu, ēnēstǝ (djdj 1926), eenig (Hesselign 1905: 231_
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 231)
-
▾ Zweeds
enig
[eendrachtig, eensgezind]
datering: 1600 (1551-1600)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1600; av lågty. enig med samma bet.; till 1en
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Berbice-Nederlands
eni
[onbepaald voornaamwoord]
-
▾ enigheid
[het uniek zijn, overeenstemming]
-
▾ Negerhollands
eenigheit
[het uniek zijn, overeenstemming]
-
▾ Negerhollands
eenigheit
[het uniek zijn, overeenstemming]
-
▾ enigszins
[een beetje; enigermate]
-
▾ Duits
enichsinns
(dialect)
[enigermate]
status: ontlening onzeker
etymologie: In Emden bekannt, nicht aber in Hage. Lottmann hält es für nl.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Fries
ienichsins
[een beetje; enigermate]
-
▾ Duits
enichsinns
(dialect)
[enigermate]
-
▾ enkel
[alleen, enig in zijn soort]
-
▾ Deens
enkel
[eenvoudig]
datering: 1886 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra mnt. enkel, holl. enkel
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 (PNOE, OOD)
-
▾ Deens
enkelt
[enkelvoudig, afzonderlijk]
datering: 1764 (1751-1800)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk enkelt sideform til enkel 'eneste, enkelt'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Indonesisch
éngkel
[alleen, enig in zijn soort, single]
-
▾ Negerhollands
enkel
[alleen, enig in zijn soort]
-
▾ Noors
enkel, enkelt
[eenvoudig, alleen]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, eg 'eneste'; FuT: von mnd. ênkel(t), dessen t ein phonetischer zusatz wie in dobbelt ist; vgl. mndl. eenkel (holl. enkel)
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Papiaments
ènkel
[enkelvoudig]
status: ontlening onzeker
etymologie: kayena ènkel (enkele hibiscus, ook de bloem hiervan)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Sranantongo
enkri
[alleen, enige]
-
▾ Zweeds
enkel
[alleen, enig in zijn soort]
datering: 1676 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: enkelbladig, enkelfilig, enkelgängad, enkelhytt
etymologie: sedan 1676; av lågty. enkel med samma bet.; bildn. till 1en
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
enkel
[eenvoudig]
-
▾ enkel
[voetgewricht]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1351-1400;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Kupang-Maleis
engkel
[pols- of voetgewricht; verzwikt]
-
▾ Menadonees
èngkel
[gewricht]
-
▾ Papiaments
ènkel
[voetgewricht]
status: ontlening onzeker
etymologie: suek bo ènkel (je enkel verzwikken)
bron: (Joubert PN)
-
▾ Kupang-Maleis
engkel
[pols- of voetgewricht; verzwikt]
-
▾ enkelgraf
[graf(heuvel) die het stoffelijk overschot van één persoon bevat]
-
▾ enquête
[onderzoek]
-
▾ Indonesisch
angkét
[onderzoek]
-
▾ Indonesisch
angkét
[onderzoek]
-
▾ ensemble
[muziekgezelschap]
-
▾ Indonesisch
ansambel, ansamble
[muziekgezelschap]
-
▾ Indonesisch
ansambel, ansamble
[muziekgezelschap]
-
▾ ent
[loot van een boom]
-
▾ Duits
Enke
(dialect)
[loot van een boom]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bischoff: Das altmärkisch-jerichowsche Enke, das sich ins Brandenburgische hinein fortsetzt, ist ein Nachkomme von mnl. ente "ent, jonge boom", das seinerseits zu einem aus dem Lateinischen entlehnten enten "propfen" gehört. p. 180
bron: Teuchert 1972 (Bischoff, Teuchert)
-
▾ Duits
Enke
(dialect)
[loot van een boom]
-
▾ entameren
[in behandeling nemen]
-
▾ Indonesisch
(meng)antamir
[in behandeling nemen; ondernemen, aanpakken]
-
▾ Petjoh
antameren
[iets beginnen]
-
▾ Indonesisch
(meng)antamir
[in behandeling nemen; ondernemen, aanpakken]
-
▾ enten
[een loot op een andere boom bevestigen]
-
▾ Duits
enten, enken, anken
(dialect)
[een plantenstekje afnemen en potten, veredelen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Enke=entrijs, plantenstekje
etymologie: Smet 92: algemeen verbreid in Nederduits: Smet 92: Nur einigen Wörtern davon gelang es, durch die sogenannte lexikalische Ausbreitung tiefer in den niederdeutschen Raum vorzustoßen und ein größeres zusammenhängendes Verbreitungsgebiet zu füllen, wie etwa botterham, "Butterbrot", enten "profpen, impfen", druk/drok "geschäftig, rührig"und mooi "schön". Wiese: Etym. aus ndl. enten umgeformt, das zu frz. enter, lat. imputare gehört. FrL: (p.31) Die südliche Ausbuchtungen am Rhein, Bindungen zwischen England, Köln und Trier, lassen an die Germania Romana denken. Teuchert bringt hierzu wichtige Ergänzungen. Seine Materialen seien in der folgenden Liste gesammelt. Ein * bedeutet, daß die romanische Lehnwörter von Niederländern auch in den Hansebereich getragen wurden, also der niederdeutschen Küste und der binnenländischen Mark gemeinsam sind. Teuchert: Denn nicht mehr das franz., sondern das ins Ndl. übernommene Verbum enten ist als Grundlage des märkischen enken anzusetzen.
bron: Frings 1966 Smet 1992 Teuchert 1972 Wiese 1996 (Smet 92, Wiese, FrL, Teuchert)
-
▾ Indonesisch
(meng)énten
[een loot op een andere boom bevestigen]
-
▾ Duits
enten, enken, anken
(dialect)
[een plantenstekje afnemen en potten, veredelen]
-
▾ enten
[inenten]
-
▾ Papiaments
ènter (ouder: enter)
†verouderd
[vaccineren]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Ewijk p. 29
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Sranantongo
ènter
[injectie; inenten]
-
▾ Surinaams-Javaans
ènter, ngènter
[inenten]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ènteran = inenting, ingeënte plaats, wat ingeënt is
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Papiaments
ènter (ouder: enter)
†verouderd
[vaccineren]
-
▾ enterbijl
[bijl gebruikt bij het beklimmen van een vijandelijk schip]
-
▾ Russisch
ínterpil', ínterpel'
†verouderd
[bijl gebruikt bij het beklimmen van een vijandelijk schip]
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. enterbijl dass., s. Matzenauer LF. 8,12, Meulen 61. Uit VdMeulen: E n t e r b i j l , bijl bij het enteren van een vijandelijk schip gebruikt. Russ. entrépel', intrepél', intrepl', zie Zee- en Scheepst. 61. Naast de meest voorkomende vorm intrepél' is nog een vierde intripeľ in zwang geweest, die men bij Stanjukovic 4, 39 aantreft: menja čuť ne ubili intripelem (mij sloegen zij bijna dood met een enterbijl) alsmede 4, 372: izlomannye topory, intripeli i drugoe abordažnoe oružie svideteľstvovali, s kakim usiliem otčajanija matrosy obrubali led (de gebroken bijlen, enterbijlen en andere enterwapenen getuigden, met welk een inspanning der vertwijfeling de matrozen het ijs hadden behouwen) (a°. 1848). In Peters tijd nog enterbeil' zoals blijkt uit de gen. plur. enterbeilev in de Morsk. Ust. 823 (a°. 1720): konstapel'skija pripasy: enterbeilev (konstapelsvoorraden: enterbijlen). Šiškov (a°. 1795) heeft reeds de vorm intrepél'. VdMeulen 1909:Enterbijl. De enterbijl is dienstig met sijn scherpte om alles aan stukken en onder de voet te hakken , en de punt aan de andere kant, als in een heir hamer uitsteekende , is bequaam om in eenig hout geslaagen sijnde daarbij op te klimmen. WINSCII. Bij W. komen op blz. 283 onder het krijgstuigh voor: 12 enterbijlen, lluss. /utrepél, hache d'armcs. .. schrijft iutrepl, V. geeft behalve den eersten vorm ook entrépel. In het Zeereglement van BETER DEN GROOTE staat op blz. 817, 823 de Gen. Plur. enterbeilev (Nom. Sing, enterbeil).
bron: Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, VdMeulen 1959,VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
ínterpil', ínterpel'
†verouderd
[bijl gebruikt bij het beklimmen van een vijandelijk schip]
-
▾ enterdreg
[klein anker dat men in het tuig van een te enteren schip wierp]
-
▾ Russisch
enterdrék, enterdreg
†verouderd
[klein anker dat men in het tuig van een te enteren schip wierp]
status: ontlening onzeker
etymologie: Enterdreg. De enterdreg (werd) in het staande wand van des vijands schip geworpen om den vijand aan boord te klampen en de scheepen soo digt aan malkauderen te doen naaderen , als eenigsins moogelijk is. WINSCII., vgl. W. blz. 283: enter- en penterdreggen , waervan de eerste kromme weerhaken aen de handen hebben, en de tweede kort van schaft zijn, en blz. 281 , waar onder de losse werktuigen te scheep (van andere kleinigheden) vermeld wordt: 1 enterdreg, welk weegt 23G p. Bij P. M. staan de enterdreggen op blz. 395 onder de verschillende soorten van dreggen : enterdreggen, bestemd om aan de nokken van de onderraas opgeheschen te worden, als men een schip aan boord wil klampen om het te enteren. Zij hebben aan de punt van eiken arm een' weerhaak , en evenals de vischdreggen aan den ring een eind ketting om het afsnijden te beletten. Russ. enierdrék V., enterdnuj .)., grappin d'abordage.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Russisch
enterdrék, enterdreg
†verouderd
[klein anker dat men in het tuig van een te enteren schip wierp]
-
▾ enteren
[een vijandig schip beklimmen]
-
▾ Deens
entre
[een vijandig schip beklimmen; klimmen, klauteren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. entern, FuT: Nederduits, Saabys: Nederlands of Nederduits, Winge: Nederlands, Einerseits für "ein feindliches Schiff besteigen", andererseits für "in die Takelung klettern", über das Niederdeutsche entlehnt aus nndl. enteren. Dieses geht auf span. entrar zurück, das seinerseits aus l. intrAre "eintreten, hineingehen" stammt. Duden Universsal, [aus dem Niederd. < (m)niederl. enteren= entern (1) < span. entrar= hineingehen, betreten < lat. intrare= hineingehen]:. Stefan: misschien geleend van Nederduits.
bron: Dahlerup 1919-1956 Duden Universal 2003 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Kluge 2002 NEO 1995 Pfeifer 1989 Smet 2004 Winge 2000 Arnesen (OOD, FuT, NEO, Saabys, Winge, Arnesen, Hammerich 45, Kluge, Pfeifer, Duden Universal, Smet 04, )
-
▾ Duits
entern
[een vijandig schip beklimmen, klimmen]
<via Nederduits>
datering: 1451-1500
status: ontlening onzeker
etymologie: Einerseits für "ein feindliches Schiff besteigen", andererseits für "in die Takelung klettern", über das Niederdeutsche entlehnt aus nndl. enteren. Dieses geht auf span. entrar zurück, das seinerseits aus l. intrAre "eintreten, hineingehen" stammt. Duden Universsal, [aus dem Niederd. < (m)niederl. enteren= entern (1) < span. entrar= hineingehen, betreten < lat. intrare= hineingehen]:
bron: Kluge 2002 Pfeifer 1989 Smet 2004 (Kluge, Pfeifer, Duden Universal, Smet 04, )
-
▾ Noors
entre
[een vijandig schip beklimmen; binnengaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO; gj. lty fra fr entrer 'gå inn'; FuT: von mnd. entern (holl. enteren), das über frz entrer von lat. intrare stammt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Hammerich 1945 Arnesen (BO; FuT, Arnesen, Hammerich 45)
-
▾ Vastelands-Noord-Fries
antere
[voortkruipen]
status: ontlening onzeker
etymologie: antere Wi. ‘krabbeln‘ åntere Mo. < nl. enteren ‘entern; in die Takelung klettern‘ < nl. entern frz. entrer < lat. intrare ‘hineingehen‘; Anlehnung an *ant ‘Ameise‘; s. antermanter
bron: Sjölin 2006 (Sjölin)
-
▾ Zweeds
äntra
[een vijandig schip beklimmen]
datering: 1644 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: änterbila, änterhake
etymologie: sedan 1644; av lågty. entern eller nederl. enteren med samma bet.; av fra. entrer 'inträda'; jfr entré
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
entre
[een vijandig schip beklimmen; klimmen, klauteren]
-
▾ enterlopen
[(verouderd) handelen met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Engels
interlope
[handelen met inbreuk op het monopolie van anderen]
datering: 1615 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: The actual history of the words interlope, interloper, is somewhat obscure. Our earliest examples belong to the end of the 16th c. No form nor cognate of these words is found in any other language until after 1700, when the English n. was adopted in Fr. as interlopre (Savary Dict. de Comm. 1723), now interlope, applied to a ship, and to a limited extent in Du. and LG. (enterlopen in Halma, 1758–61 [NvdS: zie WNT: ouder], enterloper in Bremisches Wbch. 1767). In Du. enterlooper is expressly stated in 1768 to be ‘van de Engelse ontleend’, borrowed from English, and is explained to mean the same thing as the proper Du. term lorrendraaijer, used from the end of the 16th c. Interlope, interloper were thus of English formation. About 1600, interlopers, intermeddlers, stragglers, straggling Englishmen, occur as appellations of the same class of persons (see interloper 1a, 1603, intermeddler c, 1601). Some of these synonyms suggest connexion with land-loper, ‘vagabond, vagrant, straggler’, in common use before 1580 in place of the earlier land-leaper (1362–1621), lope being the form of leap in eastern and some north-midl. dialects (= north. dial. loup, lowp). It seems probable therefore that the two elements of interloper are identical with those of inter-meddler and land-loper respectively; at least, this seems more likely than that the word should have been compounded of the L. and Engl. prefix inter- and the Du. or LG. lôpen, loopen to run, lôper, looper runner, a combination which could not well have arisen in England, and of which we have no historical indication in any foreign parts where English and Dutch traders came in contact. The earliest known references to the practices of interlopers are in connexion with the Russia Company; see Sir E. A. Bond's Introduction to Russia at close of 16th c. (Hakl. Soc. 1856) p. xxi. seqq. But the word soon became a well-known term in connexion with the trade of the East India Company, chartered in 1600.]
bron: OED2 1989 (OED)
-
▾ Frans
interlope
[goederenschip dat illegaal handel drijft; iets illegaals, verdachts]
datering: 1685 (1651-1700)
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: W: du néerlandais inter-lôpen, `intermède', du latin médiéval interludium, de inter `entre', et ludus, `jeu'PR: angl. interloper (PR 1993: `intrus')
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1997 (Walter, Larousse, PRobert)
-
▾ Engels
interlope
[handelen met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ enterloper
[(verouderd) koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Deens
enterloper, enterlopper
[koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen, schip dat handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra holl. enterlooper
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD, Kluge)
-
▾ Duits
Interlooper
[zeevaarder die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ Engels
interloper
[koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
datering: 1590 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hobson-Jobson: One in former days who traded without the license, or outside the service, of a company (such as the E.I.C.) which had a charter of monopoly. The etymology of the word remains obscure. It looks like Dutch, but intelligent Dutch friends have sought in vain for a Dutch original. Onderloopen, the nearest word we can find, means 'to be inundated.' The hybrid etymology given by Bailey, though allowed by Skeat, seems hardly possible. Perhaps it is an English corruption from ontloopen, 'to evade, escape, run away from.' [The N.E.D. without hesitation gives interlope, a form of leap. Skeat, in his Concise Dict., 2nd ed., agrees, and quotes Low Germ. and Dutch enterloper, 'a runner between.']
bron: OED2 1989 Yule 1994 (OED2, Hobson-Jobson)
-
▾ Portugees
entrelopo
[smokkelaar, avonturier]
<via Engels>
datering: 1813 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do ing. interloper.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Deens
enterloper, enterlopper
[koopman die handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen, schip dat handel drijft met inbreuk op het monopolie van anderen]
-
▾ enthousiasme
[geestdrift]
-
▾ Indonesisch
antusiasme
[geestdrift]
-
▾ Indonesisch
antusiasme
[geestdrift]
-
▾ enthousiast
[geestdriftig]
-
▾ Indonesisch
antusias
[geestdriftig]
-
▾ Sranantongo
èntowsiast
[geestdriftig]
-
▾ Indonesisch
antusias
[geestdriftig]
-
▾ entree
[ingang, toegang(sprijs)]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1467-1490;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
éntré
[toegang(sprijs)]
-
▾ Madoerees
antrī
[rij mensen]
-
▾ Surinaams-Javaans
antré
[toegang, toegangsbewijs]
-
▾ Indonesisch
éntré
[toegang(sprijs)]
-
▾ entrepot
[opslagplaats]
-
▾ Indonesisch
anterpo
[opslagplaats]
-
▾ Indonesisch
anterpo
[opslagplaats]
-
▾ entrepreneur
[ondernemer]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1824;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
antreprenur
[ondernemer]
-
▾ Indonesisch
antreprenur
[ondernemer]
-
▾ envelop(pe)
[briefomslag]
-
▾ Ambons-Maleis
anplop, amplop
[briefomslag]
-
▾ Boeginees
ampelố
[briefomslag]
-
▾ Indonesisch
amplop
[briefomslag; steekpenningen; (Bahasa Prokem) zakje met circa 5 gram marihuana]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mengamplopi = in een enveloppe doen
bron: Rahardja 1989 Stevens 2004 (S&S-T2004; RCL1989)
-
▾ Jakartaans-Maleis
ampelop, amplop
[briefomslag]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngampelopin = iets in een enveloppe stoppen, smeergeld geven
etymologie: dialect van Tanah Abang: emplop
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (CHAER, HANS)
-
▾ Javaans
amplop
[briefomslag]
-
▾ Madoerees
amplop
[briefomslag]
-
▾ Makassaars
ampalố, ampolô, empelố
[briefomslag]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
amplop
[briefomslag]
-
▾ Minangkabaus
ampolok
[briefomslag]
-
▾ Papiaments
ènvelòp
[briefomslag]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Shona
hamvuropu
[briefomslag]
<via Afrikaans>
-
▾ Soendanees
anplok
[briefomslag]
-
▾ Sranantongo
ènfelop
[briefomslag]
-
▾ Surinaams-Javaans
amplop, angflop, angklop
[briefomslag]
status: ontlening onzeker
etymologie: angflop en angklop zijn ontleend uit het Sranantongo
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ambons-Maleis
anplop, amplop
[briefomslag]
-
▾ enzovoort(s)
[woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is]
-
▾ Indonesisch
énsopor
[woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is]
-
▾ Indonesisch
énsopor
[woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is]
-
▾ enzym
[ferment]
-
▾ Indonesisch
énzim
[ferment]
-
▾ Indonesisch
énzim
[ferment]
-
▾ epaulet
[schouderbelegsel]
-
▾ Atjehnees
pulèt
[schouderbelegsel; gouden rand om bijvoorbeeld een pet of muts als distinctief]
-
▾ Indonesisch
épolét, polét
[schouderbelegsel; brede streep op bomen aanbrengen als teken]
-
▾ Javaans
polèt
[schouderbelegsel]
-
▾ Madoerees
polet
[schouderbelegsel]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: apolet = een epaulet gebruiken (officier), moledi = iemand van een epaulet voorzien
etymologie: Bangkalan, Pamēkasan: polet, Sumēnēp: pulit
bron: Kiliaan 1904 (KIL)
-
▾ Atjehnees
pulèt
[schouderbelegsel; gouden rand om bijvoorbeeld een pet of muts als distinctief]
-
▾ epicentrum
[middelpunt van aardbeving]
-
▾ Indonesisch
épiséntrum
[middelpunt van aardbeving]
-
▾ Indonesisch
épiséntrum
[middelpunt van aardbeving]
-
▾ epidemie
[besmettelijke ziekte, plaag]
-
▾ Indonesisch
épidémi
[besmettelijke ziekte, plaag]
-
▾ Indonesisch
épidémi
[besmettelijke ziekte, plaag]
-
▾ epiek
[verhalende poëzie]
-
▾ Indonesisch
épik
[verhalende poëzie]
-
▾ Indonesisch
épik
[verhalende poëzie]
-
▾ epigoon
[navolger]
-
▾ Indonesisch
épigon
[navolger]
-
▾ Indonesisch
épigon
[navolger]
-
▾ epigraaf
[inschrift op monument]
-
▾ Indonesisch
épigraf
[inschrift op monument]
-
▾ Indonesisch
épigraf
[inschrift op monument]
-
▾ epilepsie
[vallende ziekte]
-
▾ Indonesisch
épilépsi
[vallende ziekte]
-
▾ Indonesisch
épilépsi
[vallende ziekte]
-
▾ epiloog
[slotrede]
-
▾ Indonesisch
épilog
[slotrede]
-
▾ Indonesisch
épilog
[slotrede]
-
▾ episcoop
[projectietoestel]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1912;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
épiskop
[projectietoestel]
-
▾ Indonesisch
épiskop
[projectietoestel]
-
▾ episode
[op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis]
-
▾ Indonesisch
épisode
[op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis]
-
▾ Indonesisch
épisode
[op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis]
-
▾ epos
[heldendicht]
-
▾ Indonesisch
épos
[heldendicht]
-
▾ Indonesisch
épos
[heldendicht]
-
▾ equator
[evenaar]
-
▾ Indonesisch
ékuator, ékwator
[evenaar]
-
▾ Sranantongo
eikwador
[evenaar]
-
▾ Indonesisch
ékuator, ékwator
[evenaar]
-
▾ equivalent
[gelijkwaardig]
-
▾ Indonesisch
ékivalén, ékuivalén
[gelijkwaardig]
-
▾ Indonesisch
ékivalén, ékuivalén
[gelijkwaardig]
-
▾ er
[bijwoord van plaats]
-
▾ Fries
er
[voornaamwoord: ervan, daarvan, van hen]
-
▾ Javindo
ister
[er is]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
afleidingen en samenstellingen: isterwat = wat is er
etymologie: correspondeert met het Javaanse 'ana'
bron: Gruiter 1990 (VE)
-
▾ Petjoh
d'r
[bijwoord van plaats]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ist'r = het is er, er is, er zijn
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Fries
er
[voornaamwoord: ervan, daarvan, van hen]
-
▾ Erasmus, Erasmiaans
[(van) de filosoof Desiderius Erasmus]
-
▾ Deens
rasmus
[(eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer; zee die overboord slaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: Alnæs (p. 17) OOD zonder etymologie, Kluge See: Kluge See: Rasmus euphemistische Bezeichnung für "das Meer im Unwetter", verkürzt für den Eigennamen Erasmus, zuerst gebucht in Sanders' Fremdwb. 1871. Citaten: Ned 1908 Fohrenstied S. 15 Bien Kap der gooden Hoopnung kreegen wi to'n erstenmal sehr swaret Weer, un ick lehrde Rasmuß ganz gehörig kennen.
bron: Dahlerup 1919-1956 (Alnæs, OOD, Kluge See)
-
▾ Duits
Rasmus
[(eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer]
status: ontlening onzeker
etymologie: Kluge See: Rasmus euphemistische Bezeichnung für "das Meer im Unwetter", verkürzt für den Eigennamen Erasmus, zuerst gebucht in Sanders' Fremdwb. 1871. Citaten: Ned 1908 Fohrenstied S. 15 Bien Kap der gooden Hoopnung kreegen wi to'n erstenmal sehr swaret Weer, un ick lehrde Rasmuß ganz gehörig kennen.
bron: Kluge 1911 (Kluge See)
-
▾ Frans
érasmien
[Nederlandse filosoof en humanist]
datering: 1870 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: érasmisme
bron: Robert 1993 (PRobert)
-
▾ Grieks
erasmi(a)kos
[naar of van Erasmus]
-
▾ Italiaans
erasmiano
[van de filosoof Desiderius Erasmus]
-
▾ Kupang-Maleis
Mus
[eigennaam]
-
▾ Noors
rasmus
[0]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: (eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer; zee die overboord slaat
etymologie: Kluge See: Rasmus euphemistische Bezeichnung für "das Meer im Unwetter", verkürzt für den Eigennamen Erasmus, zuerst gebucht in Sanders' Fremdwb. 1871. Citaten: Ned 1908 Fohrenstied S. 15 Bien Kap der gooden Hoopnung kreegen wi to'n erstenmal sehr swaret Weer, un ick lehrde Rasmuß ganz gehörig kennen.
bron: Dahlerup 1919-1956 (Alnæs, OOD, Kluge See)
-
▾ Portugees
erasmiano
[betrekking hebbend op, gerelateerd zijnde aan Erasmus]
datering: 1873 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: De Erasmo de Roterdam (1467-1536), célebre humanista holandés.
bron: Cunha 1986 (Da Cunha)
-
▾ Deens
rasmus
[(eufemisme in de scheepvaart, overdrachtelijk gebruik van de eigennaam) de zee in slecht weer; zee die overboord slaat]
-
▾ erbium
[chemisch element]
-
▾ Japans
erubyūmu
[chemisch element]
-
▾ Japans
erubyūmu
[chemisch element]
-
▾ erectie
[oprichting van de penis]
-
▾ Indonesisch
éréksi
[oprichting van de penis]
-
▾ Indonesisch
éréksi
[oprichting van de penis]
-
▾ ereis
[(verouderd) eens]
-
▾ Negerhollands
elkereis
[eens een keertje]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: gedeeltelijk = partireis, voor die keer = voor die reis, plotseling/opeens = eenreis, andere keer = ander reis
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
elkereis
[eens een keertje]
-
▾ eren
[eer bewijzen]
-
▾ Negerhollands
eer
[eer bewijzen]
-
▾ Negerhollands
eer
[eer bewijzen]
-
▾ erf
[erfdeel, grond behorend bij huis]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: plantenrijk
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Javaans
èrep
[erf(grond) bij een huis]
-
▾ Negerhollands
erfe
[erfgenaam]
-
▾ Petjoh
erf
[tuin]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erf
[moestuin, (klein) stuk bouwland]
<via Afrikaans>
datering: 1812 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: erf-holder, -licence, -grond, -grondbrief
etymologie: Du. erf in same sense, orig. `inheritance'
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Javaans
èrep
[erf(grond) bij een huis]
-
▾ erfdeel
[wat iemand als zijn deel uit een nalatenschap toekomt]
-
▾ Negerhollands
ervdeel
[wat iemand als zijn deel uit een nalatenschap toekomt]
-
▾ Negerhollands
ervdeel
[wat iemand als zijn deel uit een nalatenschap toekomt]
-
▾ erfenis
[wat men erft]
-
▾ Fries
erfenis
[wat men erft]
-
▾ Papiaments
erfnis
†verouderd
[wat men erft]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Conradi: Mat. 21:38, 25:34
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Fries
erfenis
[wat men erft]
-
▾ erfgenaam
[op wie een nalatenschap overgaat]
-
▾ Duits
Erbgenahm
[op wie een nalatenschap overgaat]
status: ontlening onzeker
etymologie: ERBGENAHM, m. heres braucht MÖSER patr. ph. 4, 329, es ist aber nicht hochdeutsch, sondern dem nl. erfgenaam nachgebildet.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Negerhollands
ervgenaam, erfgenaem
[op wie een nalatenschap overgaat]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ervgenaam (old 1776), erfgenaem (Hesseling 1905: 238)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 238)
-
▾ Papiaments
erfgenam
†verouderd
[op wie een nalatenschap overgaat]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 21:38
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Duits
Erbgenahm
[op wie een nalatenschap overgaat]
-
▾ erfgrondbrief
[eerste eigendomsbewijs van grondstuk]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erfgrondbrief
[eerste eigendomsbewijs van grondstuk]
datering: 1810 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Du. erf plot of land, inheritance + grond ground + brief note, letter.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erfgrondbrief
[eerste eigendomsbewijs van grondstuk]
-
▾ erfpacht
[overerfbare pacht]
-
▾ Indonesisch
érpah
[langdurige landpacht (75 jaar) uit het vrije domein]
-
▾ Papiaments
erfpacht, èrfpagt
[overerfbare pacht]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
erfpacht, ergpag
†verouderd
[overerfbare pacht]
datering: 1809 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: erfpachter
etymologie: Du. 'hereditary tenure, long lease', erf tenure, inheritance + pacht lease.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Indonesisch
érpah
[langdurige landpacht (75 jaar) uit het vrije domein]
-
▾ erfstadhouder
[erfelijk stadhouder (in de Republiek)]
-
▾ Zweeds
arfståthållare
[erfelijk stadhouder]
-
▾ Zweeds
arfståthållare
[erfelijk stadhouder]
-
▾ erfzonde
[schuld die de mens door zijn geboorte eigen is als gevolg van de zondeval (geloof)]
-
▾ Negerhollands
ervsondo
[schuld die de mens door zijn geboorte eigen is als gevolg van de zondeval (geloof)]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776 ook: sondo die ons ka erv
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
ervsondo
[schuld die de mens door zijn geboorte eigen is als gevolg van de zondeval (geloof)]
-
▾ erg
[slecht]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Petjoh
te erreg
[uitroep van afkeuring]
-
▾ Surinaams-Javaans
èreg
[slecht, ernstig]
-
▾ Petjoh
te erreg
[uitroep van afkeuring]
- ▾ ergeren