Zoekresultaten: 620 Nederlandse woorden gevonden (beginnend met L)
Gebruikte filters:
A| B| C| D| E| F| G| H| I| J| K| L| M| N| O| P| Q| R| S| T| U| V| W| X| Y| Z| Toon/Verberg alle informatie in de uitklapmenu's
Visualiseer de resultaten
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per uitleenwoord
|
Toon op de kaart
één cirkeltje per taal
|
Toon op een tijdslijn
|
-
▾ laadbrief
[cognossement, vrachtbrief]
-
▾ Indonesisch
latbrif, laatbrief
[cognossement, vrachtbrief]
-
▾ Indonesisch
latbrif, laatbrief
[cognossement, vrachtbrief]
-
▾ laadstok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Ambons-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Kupang-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Madoerees
lastop
(dialect)
[stok om geweer mee aan te stampen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Bangkasan-dialect, standaard: jēk-ajēk
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Menadonees
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Ternataans-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ Ambons-Maleis
lastok
[stok om geweer mee aan te stampen]
-
▾ laag
[niet hoog; gemeen, laaghartig]
-
▾ Aucaans
lagi
[niet hoog]
-
▾ Duits
leeg
(dialect)
[niet hoog]
datering: 1345 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Middeloostnederduits
bron: Frings 1966 Smet 1992 (Smet 92, FrL)
-
▾ Sranantongo
lagi
[niet hoog; gemeen, laaghartig; verlagen; laagte]
-
▾ Aucaans
lagi
[niet hoog]
-
▾ laag
[hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
-
▾ Bulgaars
lag
[snelheidsmeter op een schip; boord van een schip]
<via Russisch>
-
▾ Frans
laag; laque
(dialect)
[aardlaag; voren in akker of tuin om aardappels te planten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laquer 'voren maken'
etymologie: Das ndl. wort bezeichnet stellen, wo man die erde herholt, die man für die deiche benötigt. Diese bed. passt eher zu der der gallorom. entlehnung als etwa die bed. 'schicht'. Das männl. geschlecht erklärt sich vielleicht durch einfluss von sillon ('voor').
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
laach
[hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
-
▾ Oekraïens
lag
[rij geschut aan één kant van het schip]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
lag (ouder: laag)
[hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Russisch
lag
[rij geschut aan één kant van het schip]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. laag dass., s. Matzenauer 235, Meulen 118. Uit VdMeulen: Laag. Een rij en gelid van eenige waaren: so seggen de seelui: het schip voerd drie langen geschuts, iemand de laag, iemand de volle laag geven d. i. iemand met een rij geschut tegelijk begroeten. WINSCIL Russ. tag 1. rangee de canons, batterie. 2. Plan de ton-neaux. anïmés dans la cale. J.; dezelfde twee beteekenissen bij V. en 1)De volle laag geven is Russ. palíť lágom.
bron: Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer,VdMeulen 1909)
-
▾ Bulgaars
lag
[snelheidsmeter op een schip; boord van een schip]
<via Russisch>
-
▾ laag
[gezamenlijke stukken geschut die op hetzelfde dek van een schip geplaatst zijn]
-
▾ laag
[hinderlaag]
-
▾ Fries
laach
[hinderlaag]
-
▾ Fries
laach
[hinderlaag]
-
▾ laagte
[laaggelegen vlakte]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laagte, leegte
†verouderd
[laaggelegen vlakte, ondiepe vallei]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laagte, leegte
†verouderd
[laaggelegen vlakte, ondiepe vallei]
-
▾ laagveld
[laag gelegen veld]
-
▾ laagwater
[toestand van volkomen eb]
-
▾ Negerhollands
leeg water
[toestand van volkomen eb]
-
▾ Negerhollands
leeg water
[toestand van volkomen eb]
-
▾ laak
[wetering, poel, plas]
-
▾ Duits
Lake
(dialect)
[wetering, poel]
status: ontlening onzeker
etymologie: FrL: Die südliche Ausbuchtungen am Rhein, Bindungen zwischen England, Köln und Trier, lassen an die Germania Romana denken. Teuchert bringt hierzu wichtige Ergänzungen. Seine Materialen seien in der folgenden Liste gesammelt. Ein * bedeutet, daß die romanische Lehnwörter von Niederländern auch in den Hansebereich getragen wurden, also der niederdeutschen Küste und der binnenländischen Mark gemeinsam sind. Teuchert (p. 175): Lake f. Phul, größere Wasserstelle in einer Wiese, sumpfige Niederung, nach Regen wassergefühlte Senke, Seitenarm oder -graben, Ausbuchtung eines Flusse; ein ndl.-rhein-westfäl. Wort, anderseits in den Siedelberzirken der Niederweser und -elbe und im gesamten märkischen Raum anzutreffen, daher hier zweiffellos ndl. Herkunft. (etc.)
bron: Frings 1966 Teuchert 1972 (FrL, Teuchert)
-
▾ Duits
Lake
(dialect)
[wetering, poel]
-
▾ laar
[(verouderd) onbeduidend vrouwspersoon]
-
▾ Frans
lårikène; lâbrikinne; laroke
(dialect)
[publieke vrouw; onverschillige vrouw; nietsnut, vagebond]
status: ontlening onzeker
etymologie: Fläm. laar ist bei Schuermans und Claes belegt. Das suffix -kène kann schon im fläm. angetreten sein, ist aber auch im wallon. lebendig geworden. Mons lari 'tapage', rouchi 'désordre, confusion' liegen semantisch weit ab. Lâbrikinne: -b- wohl aus labraye, s. LABBEI (ndl.).
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lårikène; lâbrikinne; laroke
(dialect)
[publieke vrouw; onverschillige vrouw; nietsnut, vagebond]
-
▾ laars
[schoeisel]
-
▾ Ambons-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lars
[schoeisel]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Duits
Lerse
†verouderd
[schoeisel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: LERSE, f. weiter hoher stiefel zum überziehen: lers ocrea, ocreatus der lersen an hat Alb. kk 3a. das wort ist niederländisch: leerse ocrea, leersken, cothurnus, soccus Kilian, und niederdeutsch: lêrse (aus lederse) Schiller-Lübben 2, 670a (mit zahlreichen belegen), und geht bis ins rheinische: in deim selven jare do was der win also hart, dat man in mit larsen trat. d. städtechron. 13, 37, 15 (Cölner jahrb.); dat man in mit lersen trat. 132, 9.
bron: Grimm 1854-1971 (Grimm)
-
▾ Fries
lears
[schoeisel]
-
▾ Indonesisch
lares, lars
[schoeisel]
-
▾ Kupang-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Menadonees
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Negerhollands
laars
[schoeisel]
-
▾ Papiaments
lars (ouder: lers, leers)
[schoeisel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859: p.29 en 99, Uit Ewijk p.56, 97
bron: (Joubert PN, Putman1859, Ewijk)
-
▾ Singalees
lārs
†verouderd
[schoeisel]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Ternataans-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ Ambons-Maleis
lars, capatu lars
[schoeisel]
-
▾ laarzenknecht
[gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
-
▾ Fries
learsknecht
[gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
-
▾ Fries
learsknecht
[gereedschap dat men gebruikt om zijn laarzen uit te trekken]
-
▾ laat
[niet vroeg]
-
▾ Ambons-Maleis
lat
[niet vroeg, te laat]
-
▾ Aucaans
lati
[niet vroeg]
-
▾ Berbice-Nederlands
lati
[niet vroeg]
-
▾ Indonesisch
lat
[niet vroeg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: selat-latnya = op z'n laatst om
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lat
[niet vroeg, om de zoveel tijd]
-
▾ Javaans
elat, lat
[te laat, over tijd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielataké=over tijd begonnen, gekomen
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
lat
[laat als aanwijzing van tijd]
-
▾ Madoerees
ēllat, lat
[niet vroeg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lat sa'are = op een andere dag
etymologie: sa'are = een dag
bron: Penninga 1936 (PH)
-
▾ Menadonees
lat
[(te) laat]
-
▾ Negerhollands
laat, lāt, laet
[niet vroeg]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laat (old 1776), lāt (djdj 1926), laet (Hesseling 1905). old 1776: te laat komen = kom toe laat
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
lat (ouder: laat)
[niet vroeg]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: mas lat (later). Oudste vindplaats: Conradi. Mat. 14:15 "laat".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Saramakkaans
láti
[niet vroeg, te laat, te laat zijn]
<via Sranantongo>
-
▾ Soendanees
ĕlat
[niet vroeg; te laat]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elatna=op z'n laatst; kaelatan=opgehouden; ngelatkeun=lang werken, lang blijven
bron: Coolsma 1913 (Cool1913)
-
▾ Sranantongo
lati
[niet vroeg, te laat]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
lat, lati
[niet vroeg]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: kelatan = te laat, lat-laté = op z'n laatst
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ambons-Maleis
lat
[niet vroeg, te laat]
-
▾ laat maar!
[uitroep]
-
▾ laat staan dat
[om maar niet te spreken van]
-
▾ Sranantongo
lastan
[om maar niet te spreken van]
-
▾ Surinaams-Javaans
lastan
[om maar niet te spreken van]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
lastan
[om maar niet te spreken van]
-
▾ laatste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ Ambons-Maleis
laste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ Berbice-Nederlands
lasti
[de achterste in een tijdsorde]
-
▾ Javaans
last
[de achterste in tijd of plaats]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Menadonees
lasté
[de achterste in tijd of plaats]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dia pe lasté = tot slot
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Negerhollands
laatste, laast, lās, lāst, lāstǝ, lāstu, leste
[de achterste in tijd of plaats]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laatste, laast (old 1776) lās, lāst, lāstǝ, lāstu (djdj 1926), leste (Hesseling 1905: 233)
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 233, Magens 1770)
-
▾ Papiaments
delaster, delastu, lastu (ouder: laatste, latste)
[de achterste in tijd of plaats]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat 5:26 "Lo bo no sali di aja te ora ku bo a paga e laatste plaka tjikitoe".
bron: (Joubert PN; Conradi; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sranantongo
lâste, lâtste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ Surinaams-Javaans
laslasan, laste
[de achterste in tijd of plaats]
<via Sranantongo>
-
▾ Ambons-Maleis
laste
[de achterste in tijd of plaats]
-
▾ laatstelijk
[de laatste keer, het laatst]
-
▾ Negerhollands
lestlik
[de laatste keer, het laatst]
-
▾ Negerhollands
lestlik
[de laatste keer, het laatst]
-
▾ labadist
[lid van een sekte van radicale piëtisten]
-
▾ Amerikaans-Engels
labadist
[lid van een sekte van radicale piëtisten]
-
▾ Amerikaans-Engels
labadist
[lid van een sekte van radicale piëtisten]
-
▾ Laban
[bijbelse naam van de inhalige en bedrieglijke schoonvader van Jakob]
-
▾ Deens
laban
[iemand die zich provocerend en brutaal gedraagt]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk laban 'doven, uvorn person' ¯ det bibelske proprium Laban, 1. Mos. 29.25 ff.
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
laban
[lui en achteloos persoon]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: lty; FuT: aus dem norddeutschen; NROi: nty., eg. 'doven, uvøren person', e. Laban i 1. Mos. 29.23
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
laban
[iemand die zich provocerend en brutaal gedraagt]
-
▾ labbei
[(Vlaams) kletskous, praatziek wijf]
-
▾ Frans
labaie, labaye
(dialect)
[onkuise, vadsige, onzindelijke vrouw]
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: labraye = vuilheid; onzindelijke resten op de tafel
etymologie: Schon mndl. labay (zu ndl. labben 'schwatzen'), fläm. labbaai 'veillée où l'on file et bavarde, etc.'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
labaie, labaye
(dialect)
[onkuise, vadsige, onzindelijke vrouw]
-
▾ labber
[zich slap bewegend, flauw (van wind)]
-
▾ Deens
laber
[flauw (van wind); (slang) mooi, aantrekkelijk]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: Nederlands of Nederduits. Fremmed2: Nederlands, Marcussen: E. fra holl. labber = slap.
bron: Becker-Christensen 2005 Dahlerup 1919-1956 Hårbøl 2004 (OOD, Fremmed2, Marcussen, PNOE, Arnesen)
-
▾ Noors
laber
[flauw (van wind)]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, nederl labber, 'slapp'; FuT: (schwach, vom wind) entlehnt von nd. labber in ders. bed. , eigentlich schlaff (vgl. nd. labberich, 'schlaff'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Zweeds
laber
[flauw (van wind)]
datering: 1693 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1693; äldre äv. labber; av lågty., nederl. labber med samma bet., eg. 'slapp'; besl. med lapp, lav, love
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
laber
[flauw (van wind); (slang) mooi, aantrekkelijk]
-
▾ labberdaan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Deens
laberdan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Duits
Laberdan
[gezouten kabeljauw]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Duden: niederl.; der; -s, -e. Kluge: Über nndl. labberdaan entlehnt aus frz. laberdan. Mit falscher Ablösung des Artikels (und unorganischem h) auch nndl. abberdaan, ne. haberdine, afrz. habordean. Herkunft umstritten. Am ehesten zu frz. Labourdain, alt-(l.-) (tractus) Lapurdanus, Bezeichnung der baskischen Küste an der Adour-Mündung, von wo aus der Kabeljau gefangen wurde. Lapurdum ist der alte Name von Bayonne.
bron: Duden Universal 2003 Duden Fremd 1990 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge, Duden Universal, Van der Sijs 1998)
-
▾ Frans
laberdan
†verouderd
[stokvis]
datering: 1577 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: Labberdaen (ndl.) Auch it. labardone (1811), d. laberdan, ndl. auch abberdaen, e. haberdine. Da dieses schon 1370 belegt ist, hat die auffassung von Barbier, dass alle diese wörter letzten endes auf dem namen der stadt Aberdeen beruhen, wenig wahrscheinlichkeit. Die form mit und die ohne l- leben beide auch im fr. (dialekt aberdon usw.). In welcher sprache das wort entstanden ist, steht noch nicht fest. Jedenfalls stösst sich die auffassung von FranckW, das ndl. habe es aus dem fr. entlehnt, an der tatsache, dass es im ndl. ziemlich früher belegt ist.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Lets
labardāns
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Macedonisch
laberdan
[gedroogde en gezouten kabeljauw in vaten]
-
▾ Oekraïens
labardán
†verouderd
[gezouten kabeljauw]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
labardán, laberdán
[gezouten kabeljauw]
datering: 1724 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber ndl. labberdaan dass. aus frz. laberdan vom alten ON. Lapurdum 'Bayonne', tractus Lapurdanus 'baskische Küste', nicht von Aberdeen, s. Franck-Wijk 366, Kluge-Götze EW. 339, gegen Preobr. 1,425. VdMeulen:Labberdaan, gezouten kabeljauw, zoute vis (Ndl. Wdb. 8, 875). Russ. labardán, volgens Ušakov 2, 13 (naar Akad. Wdb. 5, 7): treska, prosolennaja i provjalennaja, bez chrebtovoj kosti (gezouten en gedroogde kabeljauw, zonder ruggegraat). Ook in het ndl. der 17de eeuw treft men soms een vorm labbardaan aan, b.v. bij Bredero 2, 199. In Peters tijd nog in de vorm laberdan, b.v. in de Torg. Morsk. Ust. Tarif 12 (Smirnov 172): Ryby treski solenoi, ili laberdanu (Gezouten kabeljauw of labberdaan). Ook nog later in de 18de eeuw blijkens de citaten in het Akad. Wdb. 5, 7 uit de Poln. Sobr. Zak. 1750, n°. 9796: Prikazano treski priugotovlat' laberdanom, i k soleniju šego laberdana potrebna gišpanskaja i francuskaja sol' (Er wordt voorgeschreven de kabeljauwen als labberdaan toe te bereiden en tot het zouten van deze labberdaan is nodig spaans en frans zout) en 1765, n°. 12518: Nabljudaemyj donyne porjadok pri brakovánu sel'dej, laberdana i dorša otmenjaetsja (De tot nu toe in acht genomen wijze bij het uitschieten van haringen, labberdaan en dors wordt opgeheven). Minder waarschijnlijk is ontlening aan hd. laberdan, dat omstreeks 1700 uit ndl. labberdaan is overgenomen en in 1716 voorkomt in de vorm laperdan (Deutsches Wtb. 6, 4-5).
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Sloveens
laberdan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ Deens
laberdan
[gezouten kabeljauw]
-
▾ labberdoedas
[oorveeg]
-
▾ Noors
labbadus
†verouderd
(dialect)
[oorveeg]
-
▾ Noors
labbadus
†verouderd
(dialect)
[oorveeg]
-
▾ labberen
[zich slap heen en weer bewegen]
-
▾ Duits
labbern
(dialect)
[slap hangen; slurpen; onzinnige praat uitslaan]
status: ontlening onzeker
etymologie: niederl. labberen= sich schlaff hin u. her bewegen. Grimm: LABBER, adj., lenis, schwach, sanft, nnl. labber, ein niederdeutscher, zunächst in der seemannssprache und in der formel eine labbere kühlte (wind der das schiff mäszig treibt) lebender ausdruck. BOBRIK 444b. die weiterbildung labberig, labbrig schlaff, fade, auch fade von geschmack, ist niederdeutsch ziemlich allgemein verbreitet (SCHAMBACH 117a. DÄHNERT 264a. DANNEIL 121a). ein dazu gehöriges verbum labbern, nnl. labberen, ist wieder nur seemännisch und bedeutet hin und herschlagen, wappern, von segeln die der wind nur am seitenrande trifft, so dasz sie nicht aufgebläht werden. BOBRIK 449a. 390a.
bron: Duden Universal 2003 (Duden Universal, Grimm)
-
▾ Duits
labbern
(dialect)
[slap hangen; slurpen; onzinnige praat uitslaan]
-
▾ labberkoeltje
[koele wind, zwakke luchtstroming]
-
▾ Deens
labber kuling
[koele wind, zwakke luchtstroming]
-
▾ Deens
labber kuling
[koele wind, zwakke luchtstroming]
-
▾ labberlot
[stumper, kruiperd, wat slecht is in zijn soort]
-
▾ Duits
Labbelott
†verouderd
(dialect)
[dwaas, zot]
status: ontlening onzeker
etymologie: Heute nur sehr vereinzelt bekannt, so in Westrhauderfehn
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Labbelott
†verouderd
(dialect)
[dwaas, zot]
-
▾ label
[etiket]
-
▾ Indonesisch
label
[etiket; grammofoonplatenmerk]
-
▾ Indonesisch
label
[etiket; grammofoonplatenmerk]
-
▾ labiaal
[lip-]
-
▾ Indonesisch
labial
[lip-]
-
▾ Indonesisch
labial
[lip-]
-
▾ labiel
[wankelbaar]
-
▾ Indonesisch
labil
[wankelbaar]
-
▾ Indonesisch
labil
[wankelbaar]
-
▾ laborant
[assistent in een laboratorium]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1832;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
laboran
[assistent in een laboratorium]
-
▾ Indonesisch
laboran
[assistent in een laboratorium]
-
▾ laboratorium
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Boeginees
laboratôriung
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Indonesisch
laboratorium
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Menadonees
laboratorium
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ Boeginees
laboratôriung
[werkvertrek voor technisch onderzoek]
-
▾ labyrint
[doolhof]
-
▾ Indonesisch
labirin
[doolhof]
-
▾ Indonesisch
labirin
[doolhof]
-
▾ lachen
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Berbice-Nederlands
laki
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Javindo
lach, lag, lah
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Negerhollands
lach, lak
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: lach (old 1776), lak (djdj 1926). old 1776: hij lacht over mij = em lach mi
bron: Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926)
-
▾ Petjoh
lahen
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ Berbice-Nederlands
laki
[met het gezicht vrolijkheid uitdrukken]
-
▾ laconiek
[zonder zich druk te maken]
-
▾ Indonesisch
lakonik
[zonder zich druk te maken]
-
▾ Indonesisch
lakonik
[zonder zich druk te maken]
-
▾ lade, laatje
[schuifbak]
-
▾ Ambons-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ Baskisch
lai
[babyuitzet]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Lh Laag-Navarrees en niet inheems. Komt niet voor in Azk en Sar.
bron: Lhande 1926 (Lh)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lacho
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lachi
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Engels
layette
[babyuitzet]
<via Frans>
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: F.,dim.of OF.laie drawer, box -MDu.laege; see -ETTE.
bron: Onions 1983 (ODEE, Room)
-
▾ Fins
laatikko
[schuifbak]
<via Zweeds>
datering: 1544 als laatikka, 1637 als laitikka, later als laatikko (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Frans
layette
[(verouderd) lade waar men papieren in opbergt; babyuitzet]
datering: 1360 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: layetier
etymologie: W: du moyen néerlandais laeye, par un dialecte picard laie, `tiroir, boîte, coffre' (xiv s.), puis `trousseau de nouveau-né' (rangé dans un tiroir) PR: de laye.FEW: Mndl. laeye ist durch ausfall des -d- ent- standen aus älterem lade. Eine andere auf diese weise entstandene ndl. form ist la. Aus la entlehnt afr. la 'layette, boîte', aus laeye liette, layette, usw. La ist nur im hain. belegt, und da bei liette usw. als simplex laye reichlich bezeugt ist, gehört layette doch wohl zu diesem. Bei liette usw. ist das simplex zuerst nur pik.; also entlehnung durch das flandrische kunsthandwerk. Während das simplex fast ganz verschwunden ist, hat die ablt. layette sich gehalten. Die bed. 'schublade' ist in den mundarten stark im schwinden, wie die häufigen bemerkungen in den dial. glossaren und ein vergleich mit ALF 1304 zeigen.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (Walter, PRobert, Valkhoff p. 274, Larousse, FEW (laeye))
-
▾ Frans
laye, laie
[onderste gedeelte van de windlade van een orgel; trog behorend bij een (wijn)pers]
datering: 1357 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: (PR 1993: 1751; `coffret') 1357; moy.néerl.laeye.FEW: alleen vorm laie voor bet.1 en 2, laye betekent gewoon 'kist'. Zie voor de etymologie: trefwoord 'lade', vorm 'layette'.
bron: Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, FEW (laeye))
-
▾ Indonesisch
laci
[schuifbak; vakje (tas, rugzak)]
-
▾ Javaans
laci
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilaci, ngelaci=ergens een geul of sleuf in maken; lacèn=geul, sleuf
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ Madoerees
laci, laji
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alaci = voorzien van laadjes
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Makassaars
lâcci, lâci
[schuifbak]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
lace
[schuifbak]
-
▾ Minangkabaus
laci
[schuifbak]
-
▾ Muna
lati
[schuifbak]
-
▾ Papiaments
lachi (ouder: laadsje)
[schuifbak]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sahu
laci
[open betelnotendoos met zilveren handvaten en hoeken]
-
▾ Sarnami
láh
[schuifbak]
-
▾ Schots
lay
[gedeelte van een weefgetouw, de balk; draaibank]
datering: 1551-1600 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: MDu la(ey) = 1; ultimately cognate w Eng lathe of which 2 is a var
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Singalees
lāccu-va
[schuiflade]
status: ontlening onzeker
etymologie: zie woordenlijst pp. 67-86
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala, van Ginneken I, 298)
-
▾ Soendanees
laci
[schuifbak]
-
▾ Sranantongo
la
[schuifbak]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
latye
[schuiflade]
-
▾ Tamil
lācci
(dialect)
[schuiflade]
-
▾ Ternataans-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ Zweeds
låda
[schuifbak, doos, kist, busje]
datering: 1539 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: zeer veel samenstellingen
etymologie: sedan 1539; av lågty. lade med samma bet., trol. samma ord som lade 'planka, bräde; butik'; jfr boklåda; besl. med latta
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lace
[schuifbak]
-
▾ laden
[bevrachten, inladen; kogels indoen; een elektrische lading geven]
-
▾ Fins
ladata
[kogels indoen; opladen van een accu of een pc-programma]
<via Zweeds>
datering: 1738 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Fries
lade
[bevrachten, inladen; kogels indoen]
-
▾ Menadonees
layen
[opladen (elektrische apparaten)]
-
▾ Negerhollands
lādǝn, ladin
[bevrachten, inladen]
-
▾ Petjoh
lajen
[bevrachten, inladen; kogels indoen]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: belajen = beladen, gelajen = geladen
bron: Loen 1994 (Loen)
-
▾ Saramakkaans
lái
[bevrachten, inladen]
-
▾ Sarnami
láde
[beladen, vol laden, inladen]
-
▾ Sranantongo
lai
[bevrachten, inladen]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zweeds
ladda
[opladen, verbruiken, (fig.) beladen zijn]
datering: 1855 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1855; av lågty. laden med samma bet.; urspr. samma ord som fornsv. laþa 'lasta; fylla'; jfr lada
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Fins
ladata
[kogels indoen; opladen van een accu of een pc-programma]
<via Zweeds>
-
▾ lading
[last, vracht]
-
▾ Aucaans
lai
[vracht, bagage]
-
▾ Berbice-Nederlands
lai
[last, vracht]
-
▾ Ests
laadung
[last, vracht]
-
▾ Indonesisch
ladéng, lading
[wat geladen is, vracht]
-
▾ Negerhollands
ladin
[last, vracht]
datering: 1926 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: de n heeft een puntje en wordt een ŋ
bron: Josselin 1926 (djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lái
[last, vracht]
-
▾ Sranantongo
lai
[last, vracht]
-
▾ Surinaams-Javaans
lai
[last, vracht; kogel, hagel]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelai = laden (geweer), (in)laden, vullen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Aucaans
lai
[vracht, bagage]
-
▾ ladingklerk
[administrateur van de lading]
-
▾ Indonesisch
ladéngkelérek
†verouderd
[administrateur van de lading]
-
▾ Indonesisch
ladéngkelérek
†verouderd
[administrateur van de lading]
-
▾ laf
[vreesachtig; flauw]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1401-1425;
thema: mensenwereld
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Frans
laflatche
(dialect)
[dikke, vadsige vrouw]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: Laf (ndl.) 'einfältig'. Vielleicht mit der onomatopoie flatch 'flac' zusammengesetzt.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Papiaments
laf
[saai; (verouderd) lafhartig]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: keda laf (voor schut staan) ; Uit: Putman1859 p.44
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Frans
laflatche
(dialect)
[dikke, vadsige vrouw]
-
▾ lager
[minder hoog]
-
▾ Berbice-Nederlands
lagri
[niet hoog]
-
▾ Berbice-Nederlands
lagri
[niet hoog]
-
▾ lager
[deel van een werktuig waarop de as steunt]
-
▾ Indonesisch
laher
[deel van een werktuig waarop de as steunt]
-
▾ Indonesisch
laher
[deel van een werktuig waarop de as steunt]
-
▾ lager
[legerkamp]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laager
[versterkt kamp, kordon]
datering: 1834 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: S. Afr. Du.la(a)ger fr. Du. lager, leger camp.
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
laager
[versterkt kamp, kordon]
-
▾ lagerwal
[oever waar de wind op staat]
-
▾ Deens
lægerval
[oever waar de wind op staat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra (m)nt. legerwall (leger wall), jf. holl. lagerwal; 1. led er nt. leger, komp. til leg, lav (se VII. læg), 2. led nt. wall, kyst (se Val); egl.: kyst paa læsiden, idet læsiden i maritimt spr. regnes for den lavere (sml. VII. læg 2), medens luvartsiden regnes for den højere, jf. ænyd. oppervold (Kalk.III.350), nt. upperwall, holl. hooger-, opperwal; egl. sa. ord som Lejervold. Alnæs p. 35: At være paa lægerval, eller almindeligere: paa en læger er et nordtysk (hollandsk) ord, og det betyder at være nær ved læ land, saa det er vanskligt at klare kysten.
bron: Dahlerup 1919-1956 Moberg-Bakker 1973 (OOD, Alnæs, Moberg)
-
▾ Fins
leekervalli
[oever waar de wind op staat]
<via Zweeds>
-
▾ Zweeds
lägervall
[oever waar de wind op staat]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1655; av lågty. legerwall 'strand åt läsidan, där fartyg i storm kan stranda; farofyllt läge', till leger 'lägre' och wall 'kust'
bron: Moberg-Bakker 1973 (NEO, Moberg)
-
▾ Deens
lægerval
[oever waar de wind op staat]
-
▾ lagune
[strandmeer]
-
▾ Indonesisch
laguna
[strandmeer]
-
▾ Indonesisch
laguna
[strandmeer]
-
▾ lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Ambons-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Atjehnees
la'
[lak om brieven te sluiten, gom van enveloppen]
-
▾ Azeri
lak
[harsachtig product, verf]
<via Russisch>
-
▾ Engels
lac
[harsachtig product, verf; rode verfstof]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
etymologie: xvi (lack(e),lacca). -(through Du. lak, F. laque, or Sp.,Pg. laca, It.lacca) Hind. lākh:-Prakrit lakkha :-Skr.lākshā.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Ests
lakk
[harsachtig product, verf]
-
▾ Ga
lagele
[harsachtig product, verf]
-
▾ Indonesisch
lak
[vernis; zegellak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melak, mengelak = sluiten met zegellak
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
lak
[brievenlak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielaki=dichtgelakt; perlak=verlakt
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Madoerees
ēllak
[harsachtig product, verf]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllak = een brief lakken, een huis verzegelen
bron: Safioedin 1977 (ASIS, PH)
-
▾ Menadonees
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Oekraïens
lak
[harsachtig product, verf]
<via Russisch>
-
▾ Papiaments
lak (ouder: láker)
†verouderd
[harsachtig product, verf]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: Putman 1859 Putte 2008 (Putman1859, Ewijk, Putte PN)
-
▾ Pools
lak
[brievenlak, zegellak]
<via Duits of Russisch>
datering: 1701-1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: nm.lack, rus. lak, hol.lak" lakierowanie listów, skóry"
bron: (http://sjp.pwn.pl/lista.php?.A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
lak
[harsachtig product, verf]
datering: 1724 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lakovanyj 'gelakt'
etymologie: Ueber nhd. Lack bzw. ndl. lak oder frz. laque von ital. lacca, das über arab. lakh auf Indien zurückgeführt wird, s. Littmann MW. 90, Kluge-Götze EW. 340, Meyer-Lübke EW. 394.Bereits aruss. lek" Afanas. Nikit. 12,21 (auch noch a. 1502, s. Unbegaun 109) aus hind. lâkh, s. Minajev bei Petruševskij 12, Meyer-Lübke c.l., Lokotsch 103.
bron: Černych 1993 (Vasmer, Cernych)
-
▾ Soendanees
ĕlak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Ternataans-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ Twi
dagere
[harsachtig product, verf]
-
▾ Wit-Russisch
lak
[harsachtig product, verf]
<via Russisch>
-
▾ Ambons-Maleis
lak
[harsachtig product, verf]
-
▾ lakei
[huisbediende in livrei]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1524;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Azeri
lakey
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ Oekraïens
lakéj
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ Russisch
lakéj
[huisbediende in livrei]
datering: 1706 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: volks: lakála, lakus, lakúza
etymologie: Ueber ndl. lakei, bzw. nhd. Lakai (seit 16. Jhdt., s. Schulz-Basler 2,5) aus frz. laquais, s. Matzenauer 243, Preobr. 1,465. Volkst. lakála mit Anlehnunh an Suff. -ala, sowie lakus mit seminaristischer Nachahmung von lat. -us, auch lakúza (s. Preobr.). VdMeulen:Lakei, bediende van een aanzienlijk persoon, in livrei gekleed (Ndl. Wdb. 8, 929). Zie b.v. Klenk 81 (a°. 1676): De Lackeyen gingen . . . twee en twee . . . voor de koets, alle te voet; en 53: De Pagien stonden achter op de Slee; en de Lakkeyen liepen te voet daar achter. Russ. lakéj, volgens het Akad. Wdb. 52, 139: komnatnyj služitel (kamerdienaar) en volgens Ušakov 2, 20: domašnyj sluga pri gospodach (huisdienaar bij heren); zie ook Dal' 2, 605. Sedert Peters tijd; bewijsplaatsen bij Christiani 47 (ac. 1706) en Smirnov 173 (Poln. Sobr. Zak. 5, n°. 3007). Een citaat uit het eind der 18de eeuw vindt men in het Akad. Wdb. 52, 139, ontleend aan een advertentie in de Mosk. Vedom, van 1794, n°. 16: Prodaetsja lake) 2 ars. 9 versk. 26 let, citat' i pisat' umeet, povedenija chorošago (Te koop een lakei 1.82 M. 26 jaar, kan lezen en schrijven, van goed gedrag). De schrijfwijze en uitspraak van russ. laki) (gewestelijk ook lokéj, laki), zie Akad. Wdb.) doen eerder aan ndl. lakei denken dan aan hd. lakai, waaruit Cech. lokaj en po. lokaj, uit welk laatste weer ukr. lókaj en wruss. lókaj. Maar men schrijft ook wel hd. lakei, dat het Akad. Wdb. noemt, terwijl Vasmer 2, 9 voorzichtig heeft: über ndl. lakei, bezw. nhd. lakai aus fr. laquais. De samenstellingen russ. kámerlakéj en lónlakéj (Akad. Wdb. 52, 141) zijn wel uit hd. kammerlakei en lohnlakei.
bron: Černych 1993 Meulen 1959 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych, VdMeulen 1959)
-
▾ Wit-Russisch
lakéj
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ Azeri
lakey
[huisbediende in livrei]
<via Russisch>
-
▾ laken
[textiel]
-
▾ Ambons-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Engels
lake
†verouderd
[fijn linnen]
datering: 1386 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: First found in Chaucer; prob. a. Du. laken, corresp. to OE. lachen `clamidem' (Wr.-Wƒlcker 377/22), OFris. leken, OS. lakan mantle (chlamys), veil of the temple, OHG. lahhan (MHG. lachen), mod.G. lakan from LG.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Indonesisch
laken
[vilt]
-
▾ Japans
rāken
†verouderd
[textiel]
status: ontlening onzeker
etymologie: Nowadays orimono (J.), rasha (P., zie trefwoord 'rassen'), etc.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Keiëes
lakim
[textiel]
-
▾ Kupang-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Madoerees
lakēn
[zwart laken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: mennya' lakēn = naam van een blinkende soort zwart laken, alakēn, alakēnnan = iets van laken aanhebben, ēnlakēnne = iemand of iets daarvan voorzien
etymologie: mennya' = olie, men gebruikt ook: sangkēllat
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lâkeng
[zwartlakense stof]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Minangkabaus
lakan
[textiel]
-
▾ Negerhollands
laak, laeken, laken
[textiel, stof]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laak (old 1776), laeken (Hesseling 1905), laken (Hesseling 1905: 206)
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905)
-
▾ Papiaments
laken, laker
[textiel]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Putman1859 p.109.
bron: (Joubert PN, Putman1859)
-
▾ Schots
lake
†verouderd
[(literair) fijn gebleekt linnen]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: MDu, Flem laken '(linen) cloth'
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Singalees
lākka(-redi)
†verouderd
[stof]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Soendanees
lakĕn
[textiel]
-
▾ Surinaams-Javaans
laken
[beddenlaken]
-
▾ Ternataans-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ Ambons-Maleis
laken
[textiel voor kledingstukken]
-
▾ lakken
[schilderen met lak]
-
▾ Atjehnees
la'
[schilderen met lak]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: meula' = gelakt
etymologie: men gebruikt ook: geutah surat
bron: Djajadiningrat 1934 (RA)
-
▾ Atjehnees
la'
[schilderen met lak]
-
▾ lakmoes
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Azeri
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Russisch>
-
▾ Bulgaars
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Deens
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lakmuspapir=lakmoespapier
etymologie: fra tysk Lackmus ¯ nederlandsk lakmoes dannet af lak- + moes 'mos, grødlignende masse'; første led lak- måske besl.m. dansk lække, med lak 'lak, farve' el. med sb. lav . Fremmed2: holl. lakmoes. Törnqvist: Lackmus (blauer Farbstoff), dän. lakmus; aus nd. lackmus aus ndl. lakmus
bron: Becker-Christensen 2005 Brüel 1993 Falk 1910-1911 Hårbøl 2004 Arnesen (Fremmedordbog, PNOE, Fremmed2, Törnqvist, Saabys, Arnesen, FuT)
-
▾ Duits
Lackmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
datering: 1551-1600
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Lackmuspapier
etymologie: Duden: niederl.; das od. der; -. Kluge: Mit der Sache (ein aus Flechten gewonnener Farbstoff) aus Flandern bezogen (nndl. lakmoes, älter lecmoes). Ebenso nschw. lackmus, nnorw. lakmus. Das seit 1500 bezeugte Wort bezeichnet wohl zunächst den Farbbrei (also zu Mus) und nicht die Pflanze (Moos1). Das Vorderglied ist schon im Niederländischen sekundär an Lack (in der allgemeinen Bedeutung "Farbe") angeglichen worden, gehört aber wohl zu dem Kausativum (g.) *lak-eja- "benetzen" (mhd. lecken, ahd. lecken) zu (g.) *lek-a- "tropfen" (leck), also wohl "Brei zum Benetzen (= Färben?)".
bron: Duden Fremd 1990 Foerste 1938 Kluge 2002 (Duden Fremd, Kluge, Foerste)
-
▾ Engels
lacmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
datering: 1794 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. lakmoes, f. lak lac n.1 + moes pulp.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Engels
litmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: ontlening onzeker ; verbastering
etymologie: [Altered from MDu. leecmos, lijcmoes (mod.Du. lakmoes) LACMUS, prob. from association with LIT v.]
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Esperanto
lakmuso
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
etymologie: geleend via Du Lackmus met steun van Ru lakmus. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Fins
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Zweeds>
-
▾ Frans
lacmeuse, lakmoûse
(dialect)
[blauwe verfstof, poeder (getrokken uit de zonnebloem)]
datering: 1464 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Die ältere, mndl. form des wortes ist lecmoes (noch westfläm.); daraus entlehnt lerquenoux und berckmoes (vielleicht verschrieben für l-). Lacmeuse, lakmoûse ist neu entlehnt aus der jüngern ndl. form, die ihren stammvokal, wohl unter dem einfluss von lak 'lack' zu a gewandelt hat.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Hongaars
lakmusz
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Indonesisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Italiaans
lacmo
†verouderd
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Japans
rakkamūsu
†verouderd
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Kroatisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lakmus-papir
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
lakmuss
[soort kleurstof, chemische indicator]
-
▾ Litouws
lakmusas
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Lackmus < ol. lakmoes
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Maltees
litmu, litmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Engels>
-
▾ Noors
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: nederl. lakmoes, av lak, 'lakk', og moes, 'mos'; FuT: aus holl. lakmoes, dessen letztes glied moes 'grünkram, pflanzenteig' ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 Arnesen (BO; FuT, Arnesen)
-
▾ Oekraïens
lákmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm.Lackmus, hol. lakmoes
bron: Kopaliński 2007 (Wladyslaw Kopalinski)
-
▾ Russisch
lákmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus nhd. Lackmus bzw. ndl. lakmoes dass. (Kluge-Götze EW. 340).
bron: Vasmer 1953-1958 (Vasmer)
-
▾ Servisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Sloveens
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Slowaaks
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Tsjechisch
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Duits>
-
▾ Zweeds
lackmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
datering: 1568 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lackmusblå (blauwe kleurstof); lackmusblått (zie lackmusblå); lackmuslav (mos waar ~ uit gewonnen wordt); lackmuspapper (papier gekleurd met ~); lackmusrött (rode kleurstof *niet zeker*) ; lackmustinktur (aftreksel van ~); lackmusvatten (oplossing van ~); lackmuslösning (zie lackmusvatten); lackmusört (kruid waaruit een kleurstof gehaald wordt die lijkt op ~)
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1568; av lågty. lackmus, nederl. lakmoes med samma bet.; efterleden är samma ord som mos, förleden oklar, Törnqvist: Lackmus (blauer Farbstoff), dän. lakmus; aus nd. lackmus aus ndl. lakmus
bron: NEO 1995 Törnqvist 1977 (NEO, Törnqvist)
-
▾ Azeri
lakmus
[soort kleurstof, chemische indicator]
<via Russisch>
-
▾ lakris
[zoethout]
-
▾ Engels
sugarallie
[laurierdrop]
datering: 1812 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: sugarallie water, a drink made by vigorously shaking a container in which water and a stick of liquorice have been placed.
etymologie: A shortened form of sugar alicreesh, 16th-cent. Sc. sukker lagrace, succour alacreische, f. sugar n. + Du. lakk(e)ris liquorice, licorice. a. Liquorice.
bron: OED2 1989 (OED2)
-
▾ Schots
lacrissye; lagrace, lacreische
†verouderd
[zoethout]
datering: 1451-1500 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alicreesh, alicrees (prob f Du lakkeris; cf. LICKERY and sucker alacreishe, sugarallie (SUCCAR))
etymologie: MDu lacarisse; cf ALICREESH, LICOROUS
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Engels
sugarallie
[laurierdrop]
-
▾ lam
[jong van een schaap]
-
▾ Negerhollands
lam, lamtje
[jong van een schaap]
datering: 1751 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 268)
-
▾ Papiaments
lamchi (ouder: lammetsje)
[jong van een schaap; jong van een geit]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: lamchi/lanchi di Dios (het lam Gods); lamchi/lanchi di kabritu (het geitenlam, het jonge geitje); lamchi/lanchi di karné (lammetje, jong van een schaap)
bron: (Joubert PN; Putman1859; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Sranantongo
lan
[jong van een schaap]
-
▾ Negerhollands
lam, lamtje
[jong van een schaap]
-
▾ lam
[verlamd]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1376-1400;
thema: wetenschap
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
lam
[verlamd]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Hesseling 1905: 205: verlamde man = lam man.
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905:203)
-
▾ Papiaments
lam
[verlamd; lamme, verlamde]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 4:24, 9:2 "lam".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Sranantongo
lan
[verlamd]
-
▾ Surinaams-Javaans
lam
[verlamd]
-
▾ Negerhollands
lam
[verlamd]
-
▾ lambiek
[Vlaamse biersoort]
-
▾ Frans
lambic, lambick
[Vlaamse biersoort]
datering: 1832 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR: mot flam. (1990 ook spelling lambick).FEW: geen nadere gegevens.; CITAAT: gueuse lambic
bron: Robert 1993 Wartburg 1928 (PRobert, FEW, Van der Sijs 1998)
-
▾ Frans
lambic, lambick
[Vlaamse biersoort]
-
▾ lamel
[dunne strook]
-
▾ Indonesisch
lamél
[dunne strook]
-
▾ Indonesisch
lamél
[dunne strook]
-
▾ lamen
[(verouderd) verminderen, verzwakken]
-
▾ Negerhollands
lamen
[minderen, zwakkeren]
-
▾ Negerhollands
lamen
[minderen, zwakkeren]
-
▾ lamenteren
[jammeren]
-
▾ Negerhollands
lamenteer
[jammeren]
-
▾ Negerhollands
lamenteer
[jammeren]
-
▾ lamfer, lamper(s)
[fijn gaas]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1350-1384;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lanfa
[zwarte rouwband]
status: ontlening onzeker
bron: Baxter 2004 (Baxter, Alan N. & Patrick de Silva (2004), A Dictionary of Kristang (Malacca Creole Portuguese) with an English-Kristang finderlist (Pacific Linguistics 564), Canberra.)
-
▾ Deens
lambrequin
[versiering met de contouren van houten of metalen platen voor de randen van daken, gordijnen]
<via Frans>
-
▾ Engels
lampas
[glanzende crêpe; gebloemde Chinese zijde]
datering: 1390 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: The combination lampas douck (Du. doek cloth) in the second quot. suggests that the word may be adopted from Du.; the recorded form in MDu. and early mod.Du. is lampers (cf. the Eng. form lampors); mod.Du. has lamfer (the MDu. lamfeter, denoting some appurtenance of a hawk, is identified with this by Verwijs and Verdam, but with doubtful correctness). The etymology is quite obscure; derivation from Gr. <gk>lampr<goacu>j</gk>, shining, was suggested in the 16th c. In sense 2 the Eng. word is a. F. lampas, recorded only from the 18th c., and possibly a different word.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Engels
lambrequin
[helmdoek; draperie; decor op keramiek]
<via Frans>
datering: 1701-1800 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: -F.lambrequin-Du.*lamperkīn,dim.of lamper veil ; see -KIN.
bron: Onions 1983 (ODEE)
-
▾ Esperanto
lambrekino
[stoffen of houten lijstwerk om deur, venster, e.d.]
<via Engels>
status: ontlening onzeker
etymologie: geleend via Eng lambrequin. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 (Cherp)
-
▾ Frans
lampes
†verouderd
(dialect)
[soort stof]
datering: 1460 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lampers (mndl.) 'art feiner stoff'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lambrequin
[helmkleed, sierstrook]
-
▾ Italiaans
lambrecchini
[dekkleed van een helm; franje van een baldakijn; externe houten panelen in een muur]
<via Frans>
-
▾ Litouws
lambrekėnas
[kap met gelobde rand, voor ramen of bedden]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
etymologie: pranc. lambrequin < lambeau - skiautė, skuduras
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Portugees
lambrequim
[versiering die van de helm boven op het schild hangt; versiering met de contouren van houten of metalen platen voor de randen van daken, gordijnen]
<via Frans>
datering: 1858 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Do fr. lambrequin e, este, talvez do med. neerl. lamperkijn, dimin. de lamper 'véu, crepe, ornamento'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Sloveens
lambrekin
[sjaal gedragen over een helm; gordijn, draperie]
<via Frans>
-
▾ Zweeds
lambrekäng
[kap met gelobde rand, voor ramen of bedden]
<via Frans>
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1855; av fra. lambrequin med samma bet.; trol. till fra. lambeau 'flik' och den urspr. nederl. diminutivändelsen -quin, som äv. finns i t.ex. mannekäng
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
lampers
[soort stof, gaas]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lämperlakan (laken van ~); lämperssand (…); lämpershatteband (hoedband van ~); lempzlakan (zie lämperlakan)
etymologie: SAOB; jfr ä. d. lampers, flor; av holl. lamfer, mm. lamper(s), lamfeter, florsartad vävnad, sorgslöja; av ovisst urspr. (möjl. bildat till ett ortnamn)
bron: SAOB 1898 (SAOB)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lanfa
[zwarte rouwband]
-
▾ lammervanger
[vogelsoort]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lammervanger
[vechtarend; lammergier]
<via Afrikaans>
datering: 1830 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. lam lamb + vanger catcher.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lammervanger
[vechtarend; lammergier]
<via Afrikaans>
-
▾ lamp
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Ambons-Maleis
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Arowaks
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Sranantongo>
-
▾ Balinees
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Berbice-Nederlands
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Ceylon)
lampo
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Creools-Portugees (Malakka)
lámpu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
bron: Avram 2013 (Hancock; Avram, Andrei A. (2013), ‘The Dutch lexical contribution to three Asian Portuguese Creoles’, in: PAPIA, São Paulo, 23, 1, 51-74.)
-
▾ Ests
lamp
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Fins
lamppu
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (KH, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Gimán
lampur
[petroleumlamp]
-
▾ Indonesisch
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lampu oto = autolamp; lampu réting = richtingaanwijzer; lampu rém = remlicht
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
bohlam
[lampenpeer]
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: acroniem van bola lampu, bola = bal, lampu = lamp
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Jakartaans-Maleis
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lampu pom, lampu kom = petromax-lamp
bron: Chaer 1976 Kähler 1966 (HANS, CHAER)
-
▾ Japans
ranpu, rampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Karaïbisch
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Sranantongo>
-
▾ Keiëes
lampo
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Konkani
laampt
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Koreaans
namp'o
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Japans>
status: ontlening onzeker
etymologie: E. 'lamp' is also found, especially in hybrids like raemp'ŭ-ŭi kat 'lamp shade', and raemp'ŭ-patch'im, 'lamp stand'.
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Litouws
lempa
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Pools>
status: ontlening onzeker
etymologie: zapoź. z pol. lampa (<śrwn. lampe f.)
bron: Smoczyński 2007 (W. Smoczyński)
-
▾ Madoerees
lampo, lampu
[tot verlichting dienend voorwerp; licht, kunstlicht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: tokang lampu = lampenjongen
etymologie: tokang = arbeider, men gebruikt ook: padhāmaran
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Menadonees
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Minangkabaus
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Negerhollands
lamp
[tot verlichting dienend voorwerp]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905: 247)
-
▾ Papiaments
lampi
[tot verlichting dienend voorwerp]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 25:1, 25:4, 25:7.
bron: (Joubert PN; Conradi; Noordegraaf, Jan (2015), ‘Lexicografie op Curaçao. Abraham Jesurun en zijn woordenlijst van het Papiaments (1898)’, in: Trefwoord 2015, http://www.fryske-akademy.nl/trefwoord.)
-
▾ Petjoh
lampoe
[tot verlichting dienend voorwerp]
<via Indonesisch>
-
▾ Sarnami
lamphu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Sasaks
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Savu
lapo, lapu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Singalees
lāmpu-va
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Soendanees
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ Sranantongo
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Zweeds
lampa
[tot verlichting dienend voorwerp]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lamphållare, lampkupa, ficklampa, fotogenlampa, glödlampa, golvlampa, blåslampa
etymologie: före 1520; fornsv. lampa; av lågty. lampe med samma bet.; av grek. lampas 'fackla', till lampein 'lysa'; jfr lanterna
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ambons-Maleis
lampu
[tot verlichting dienend voorwerp]
-
▾ lampenkousje
[pit van een olielamp]
-
▾ Indonesisch
kaus lampu
[pit van een olielamp]
-
▾ Indonesisch
kaus lampu
[pit van een olielamp]
-
▾ lampet
[waterkan]
-
▾ Papiaments
lampet (Arubaans)
[waterkan van een waskom]
status: ontlening onzeker
bron: Klooster 2003 Bakker (Klooster, Olga van der & Michel Bakker, Bouwen op de Wind. Architectuur en cultuur van Aruba, Bloemendaal 2007.)
-
▾ Papiaments
lampet (Arubaans)
[waterkan van een waskom]
-
▾ lampion
[feestverlichting]
-
▾ Indonesisch
lampion
[feestverlichting, papieren lantaarn]
-
▾ Madoerees
lampiyon
[feestverlichting]
-
▾ Indonesisch
lampion
[feestverlichting, papieren lantaarn]
-
▾ lamprei
[kaakloze vis]
-
▾ Zweeds
anprejare
[kaakloze vis]
-
▾ Zweeds
anprejare
[kaakloze vis]
-
▾ lamziekte
[veeziekte]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lamsiekte
[veeziekte]
<via Afrikaans>
datering: 1790 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Afrikaans, f. lam lame, paralysed + siekte disease.
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lamsiekte
[veeziekte]
<via Afrikaans>
-
▾ lanceren
[afvuren]
-
▾ Indonesisch
lansir
[afvuren; verspreiden, circuleren]
-
▾ Minangkabaus
lansia
[afvuren]
-
▾ Indonesisch
lansir
[afvuren; verspreiden, circuleren]
-
▾ lancet
[plat mesje]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1567;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
lansét
[plat mesje]
-
▾ Japans
ransetto
[plat mesje]
status: ontlening onzeker
etymologie: Ter vervanging van het Portugese leenwoord ransetta; P.lanceta, N.lancet.Het Port.leenwoord is versterkt door ontlening uit het Nl.
bron: Vos 1963 (Vos 1963, 1985, 1989)
-
▾ Indonesisch
lansét
[plat mesje]
-
▾ land
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Berbice-Nederlands
landi
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Creools-Engels van de Maagdeneilanden
lan
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Frans
eslandir
†verouderd
(dialect)
[verbannen, uit het land zetten]
-
▾ Fries
lant
[grond, bouwland; staat]
-
▾ Negerhollands
land, lant, lan
[grond, bouwland; staat]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: moedertaal = landtaal. Hesseling 1905: 217: land van steen = steen-land. Hesseling 1905:195,226: deel van het land = land-deel, landdeel
etymologie: land (old 1776), lant, lan (djdj 1926), lant (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lánti
[staat]
<via Sranantongo>
-
▾ Sranantongo
lanti
[grond, bouwland; staat]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Blanker 2005 Focke 1855 (Wrdb Bl-Dub, Fo)
-
▾ Surinaams-Javaans
lanti
[overheid, staats-, lands-]
<via Sranantongo>
-
▾ Tiriyó
ranti
[staat]
<via Sranantongo>
-
▾ Berbice-Nederlands
landi
[grond, bouwland; staat]
-
▾ landbouw
[agricultuur]
-
▾ Indonesisch
lambou
[agricultuur]
-
▾ Muna
landibou
[cassave-soort]
-
▾ Indonesisch
lambou
[agricultuur]
-
▾ landcommandeur
[hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
-
▾ Frans
landcommandeur, lantcommandeur
†verouderd
(dialect)
[hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
datering: 1301-1400 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lantcommandoor (mndl.) 'ordenskomtur'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
landcommandeur, lantcommandeur
†verouderd
(dialect)
[hoogste rang bij sommige ridderlijke orden]
-
▾ landdrost
[rechterlijk ambtenaar]
-
▾ Engels
landdrost
[rechterlijk ambtenaar in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
datering: 1731 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: S. African Du.; f. land land n.1 + drost (see drossard).
bron: OED2 1989 Silva 1996 (OED2, DSAE)
-
▾ Indonesisch
landros
†verouderd
[rechterlijk ambtenaar]
-
▾ Engels
landdrost
[rechterlijk ambtenaar in Zuid-Afrika]
<via Afrikaans>
-
▾ landen
[aan land zetten of komen]
-
▾ Sranantongo
lande
[aan land komen van een vliegtuig]
-
▾ Sranantongo
lande
[aan land komen van een vliegtuig]
-
▾ landgerecht
[plaatselijk gerechtshof]
-
▾ Javaans
langerèh
[plaatselijk gerechtshof]
-
▾ Javaans
langerèh
[plaatselijk gerechtshof]
-
▾ landgoed
[grondbezit; groot buitenverblijf]
-
▾ Engels
land-good
[grondbezit; groot buitenverblijf]
-
▾ Engels
land-good
[grondbezit; groot buitenverblijf]
-
▾ landgraaf
[titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
-
▾ Frans
landgrave
[titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
datering: 1245 (1201-1250)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landgraviat
etymologie: PR: landegrave v. 1245; du moy. haut all. Landgrave, de Graf `comte' et Land `pays'
bron: Robert 1993 Valkhoff 1949 (PRobert, Valkhoff)
-
▾ Frans
landgrave
[titel van onmiddellijk aan de koning ondergeschikte graven]
-
▾ landheer
[grondeigenaar]
-
▾ Indonesisch
lanhir
[grondeigenaar]
-
▾ Indonesisch
lanhir
[grondeigenaar]
-
▾ landhervorming
[nieuwe indeling van grondstukken]
-
▾ Indonesisch
lainporem
[nieuwe indeling van grondstukken]
-
▾ Indonesisch
lainporem
[nieuwe indeling van grondstukken]
-
▾ landhouder
[middeleeuwse stadsambtenaar, burgemeester]
-
▾ Frans
landhouder, lanthoudre
†verouderd
(dialect)
[stadsambtenaar]
datering: 1409 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lanthouder (mndl.) 'beamter'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
landhouder, lanthoudre
†verouderd
(dialect)
[stadsambtenaar]
-
▾ landhuis
[monumentaal huis of buitenverblijf op het land]
-
▾ Papiaments
lanthùis
[monumentaal pand dat voorheen bewoond werd door plantage-eigenaar]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
lanthùis
[monumentaal pand dat voorheen bewoond werd door plantage-eigenaar]
-
▾ landing
[het landen (van vliegtuig)]
-
▾ Indonesisch
landing
[het landen (van vliegtuig)]
-
▾ Javaans
landing
[het landen of opstijgen (van vliegtuig)]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Indonesisch
landing
[het landen (van vliegtuig)]
-
▾ landkaart
[aardrijkskundige kaart]
-
▾ Papiaments
landkart
†verouderd
[aardrijkskundige kaart]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p.56
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
landkart
†verouderd
[aardrijkskundige kaart]
-
▾ landkrab
[scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
-
▾ Deens
landkrabbe
[scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
status: ontlening onzeker
etymologie: Hammerich 45 p. 345
bron: (Hammerich 45)
-
▾ Deens
landkrabbe
[scheldnaam van zeelieden voor niet-zeelieden]
-
▾ landloper
[zwerver]
-
▾ Amerikaans-Engels
land-loper, land-lubber
†verouderd
(dialect)
[vagebond, zwerver; landrot]
datering: 1642 (1601-1650)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dutch, landlooper; CITAAT: Such travellers as these may be termed land-lopers, as the Dutchman saith, rather than travellers. (1642) He never thought how much easier it was for one of these land-lopers to make a city in the woords on paper, than to be at the trouble of cutting the timber all down
bron: Bartlett 1849 (Bartlett)
-
▾ Engels
land-loper, land-louper
(dialect)
[vagebond; (verouderd) landrot]
datering: 1580 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: ad. Du. landlooper (= MHG. lantloufaere, G. landlèufer), f. land land n.1 + loopen to run: see leap v. Cf. landleaper.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Amerikaans-Engels
land-loper, land-lubber
†verouderd
(dialect)
[vagebond, zwerver; landrot]
-
▾ landmacht
[krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
-
▾ Fries
lânmacht
[krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
-
▾ Fries
lânmacht
[krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land]
-
▾ landmeter
[iemand wiens beroep het is land op te meten]
-
▾ Surinaams-Javaans
lanméter
[iemand wiens beroep het is land op te meten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglanméter = op laten meten door landmeter
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Surinaams-Javaans
lanméter
[iemand wiens beroep het is land op te meten]
-
▾ landouw
[veld]
-
▾ Duits
Landou
(dialect)
[grond, streek]
status: ontlening onzeker
etymologie: Von Borken über Stadtlohn bis Wessum von alten Leuten gelegentlich gebraucht (…)
bron: Schlüter 1952 (Schlüter)
-
▾ Duits
Landou
(dialect)
[grond, streek]
-
▾ landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Ambons-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landraad besar = "grote landraad", landraad kecil = "kleine landraad"
bron: Clercq 1876 (FSA)
-
▾ Boeginees
lântará
†verouderd
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Indonesisch
landrad, landrat, lanjrat
†verouderd
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melanjrat = aanklagen voor het gerechtshof
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Javaans
lanjrat, landrat
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dilandrat=behandeld worden voor de landraad; dilandrataké=voor de landraad gebracht
etymologie: Oost-Javaans landrat, landraad bron: veldwerk T. Hoogervorst 2006
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Kupang-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Madoerees
landra', landrak, landrat
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ēnlandra' = een beklaagde in de landraadzitting berechten, palandradān = landraadzaal
bron: Kiliaan 1904 (PH, KIL)
-
▾ Makassaars
lântará
†verouderd
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: allântará = landraad houden, zitting houden van de inheemse rechtbank van Goa, berechten, niL6antará = berecht worden door de landraad of de inheemse rechtbank
bron: Cense 1979 Matthes 1885 (BF, Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Menadonees
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Rotinees
lanak
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Soendanees
landrat
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngalandrat=vonnissen
bron: Coolsma 1913 (Coo1913)
-
▾ Surinaams-Javaans
landrat
[gerecht]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglandrat = berechten
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Ternataans-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ Ambons-Maleis
landraad
[gewone rechtbank in burgerlijke zaken voor inlanders]
-
▾ landreform
[landhervorming]
-
▾ Indonesisch
lanréporem
[landhervorming]
-
▾ Indonesisch
lanréporem
[landhervorming]
-
▾ landrente
[belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
-
▾ Indonesisch
landrénte
[belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
-
▾ Makassaars
lanrênte
[belasting]
status: ontlening onzeker
bron: Cense 1979 (Cense, A.A. (1979), Makkasaars-Nederlands woordenboek, ’s-Gravenhage.)
-
▾ Indonesisch
landrénte
[belasting geheven op de opbrengst van landerijen]
-
▾ landridder
[middeleeuwse bereden politiebeambte]
-
▾ Frans
lantriddere
†verouderd
(dialect)
[gendarme]
datering: 1315 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lantridder (mndl.) 'büttel'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lantriddere
†verouderd
(dialect)
[gendarme]
-
▾ Lands Kas, 's
[geldmiddelen van de staat]
-
▾ Javaans
lan-kas
[geldmiddelen van de staat]
-
▾ Javaans
lan-kas
[geldmiddelen van de staat]
-
▾ landschap
[landstreek, landelijke omgeving; schilderstuk, geschilderd landschap]
-
▾ Deens
landskab
[landstreek, landelijke omgeving]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk landschop 'landskab'; det beslægtede oldislandske ord landskapr betyder 'forholdene i et land'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Engels
landscape
[landschapsfoto of -schildering; uitzicht, panorama]
datering: 1599 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: landscape art, book-plate, draughtsman, -lover, -work; landscape architect; landscape architecture; landscape-gardening; landscape-garden, -gardener; landscape lens; landscape marble; landscape mirror; landscape-painter; landscape-painting; landscape-worker.
etymologie: a. Du. landschap (= OE. landscipe masc., OS. landscepi neut., OHG. lantscaf, mod.G. landschaft fem., ON. landskap-r masc.), f. land land n.1 + -schap (see -ship). The word was introduced as a technical term of painters; the corrupt form in -skip was according to our quots. a few years earlier than the more correct form. Flexner 1976: The word entered both American and British English in the 17th century, originally being a painter's term. We called bad landscape paintings and still lifes <I>Dutch dabs<$> by 1870
bron: Flexner 1976 Onions 1983 (OED2, ODEE, Flexner 1976, White, Room)
-
▾ Indonesisch
Landschap, Lans(e)kap
[zelfbesturend district onder Nederlands gezag]
-
▾ Noors
landskap
[landstreek, landelijke omgeving]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: trol. fra lty lantschop, jf. norr landskapr, 'forhold i et land; landsdel); FuT: verdankt sine bedeutung dem mnd. lantschop (holl. landschap), nhd. Landschaft; anord. landskapr bedeutet 'landessitte oder - beschaffenheit'
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Deens
landskab
[landstreek, landelijke omgeving]
-
▾ landsman
[iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
-
▾ Negerhollands
landsman
[iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
-
▾ Negerhollands
landsman
[iemand die behoort tot of thuishoort in een zeker land]
-
▾ landstol
[(verouderd) belasting op land]
-
▾ Frans
lanstolle
†verouderd
(dialect)
[soort belasting]
datering: 1594 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
etymologie: *Lantstol (mndl.). Das mndl. wort, zusammenge- setzt aus lant 'land' und tol 'zoll', ist nicht belegt, muss aber bestanden haben. Vgl. ähnlich mndl. lanthure 'pacht'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lanstolle
†verouderd
(dialect)
[soort belasting]
-
▾ landstorm
[de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
-
▾ Indonesisch
Landstorm
†verouderd
[de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
-
▾ Indonesisch
Landstorm
†verouderd
[de nog overblijvende weerbare mannen die in tijd van nood onder de wapens konden worden geroepen]
-
▾ landvoogd
[iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
-
▾ Negerhollands
landvoogt, landvoogd
[iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
datering: 1905 (1901-1950)
status: ontlening onzeker
etymologie: Hesseling 1905: meervoudsvorm: landvoogten
bron: Hesseling 1905 (Hesseling 1905: 270, 255)
-
▾ Negerhollands
landvoogt, landvoogd
[iemand die in naam van de afwezige soeverein het land bestuurt]
-
▾ landvrede
[in de middeleeuwen algemeen vredegebod dat een geheel gebied omvatte]
-
▾ Frans
landefride, languefride, landvrede
†verouderd
(dialect)
[vrede]
datering: 1346 (1301-1350)
status: ontlening onzeker
etymologie: Auf die mit dem Reich verbundenen gebiete be- schränkt, in Lothringen wohl aus dem d. wort, im norden aus mndl. lantvrede.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
landefride, languefride, landvrede
†verouderd
(dialect)
[vrede]
-
▾ landwaarts
[dieper het land in]
-
▾ Schots
landward, landwart; landart
[op, naar het platteland]
datering: 1501-1600 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: z.n.: het platteland als tegengesteld aan de stad, het landelijke gebied in de nabijheid van een stad, het landelijk gedeelte van een plattelandsdistrict of -gemeente; b.n.:1.op of van het platteland als tegengesteld aan een (specifieke) stad, in of van het landelijke deel van een gemeente of district 2.boers, onhandig, lomp; to (15-17), in (16-18), fra/from (16-17) ~ 'naar, in of van het platteland als tegengesteld aan de stad'; ~is (idem) 15-17; ~is (als b.n.1.) 15-17; ~ bred 'opgevoed op het platteland' 19
etymologie: cf late nME to landward, MDu te land(e)waert(s)
bron: CSD 1985 (CSD)
-
▾ Schots
landward, landwart; landart
[op, naar het platteland]
-
▾ landweer
[wal opgeworpen ter bescherming tegen water of vijand]
-
▾ Frans
landwere
†verouderd
(dialect)
[sloot, dienende als verschansing]
status: ontlening onzeker
etymologie: Lantwere (mndl.) 'verteidigungsgraben'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Fries
lânwear
[wal opgeworpen ter bescherming tegen water of vijand]
-
▾ Frans
landwere
†verouderd
(dialect)
[sloot, dienende als verschansing]
-
▾ landzegge, landsage
[(verouderd) verklaring, uitspraak in geschillen over grondeigendom]
-
▾ Frans
lansage
†verouderd
(dialect)
[vervreemding (in geval van landbezit)]
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lansagier 'vervreemden' 15e-16e eeuw, 'iemand zijn land toevertrouwen (?)' ca.1380, lansaigeur 'degene, die vervreendt' ca.1440
etymologie: Lantsage (mndl.) 'urteil in angelegenheiten des grundeigentums'. Lehnwort der rechtssprache.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lansage
†verouderd
(dialect)
[vervreemding (in geval van landbezit)]
-
▾ landziekig, landziek
[niet wel (vanwege heimwee); ontevreden, gemelijk, knorrig]
-
▾ Ambons-Maleis
lansig
[zich niet wel gevoelen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Misschien een verbastering van landziek.
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Fries
lantsikich
[ontevreden, gemelijk, knorrig]
-
▾ Ambons-Maleis
lansig
[zich niet wel gevoelen]
-
▾ landzij(de)
[de naar het land gekeerde zijde]
-
▾ Negerhollands
lanśi
[de naar het land gekeerde zijde]
-
▾ Negerhollands
lanśi
[de naar het land gekeerde zijde]
-
▾ lang
[met een grote lengte; (van vloeistof) slap, dun]
-
▾ Aucaans
langa
[met een grote lengte]
-
▾ Berbice-Nederlands
langgi
[met een grote lengte]
-
▾ Negerhollands
lang, lan
[met een grote lengte]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: old 1776: langer = langer. djdj 1926: het langste (bijw.) = di langis, waarvan de n een puntje heeft en een ŋ wordt
etymologie: lang (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905), lan (djdj 1926), waarvan de n een puntje heeft en een ŋ wordt. old 1776: hoe lang ben jij? = hoe lang die ben?
bron: Hesseling 1905 Magens 1770 (Magens 1770, old 1776, Hesseling 1905, djdj 1926)
-
▾ Saramakkaans
lánga, djanga
[met een grote lengte]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: djanga-fútu (letterlijk: langvoet: hert)
bron: Donicie 1963 (Donicie)
-
▾ Sranantongo
langa
[met een grote lengte]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
lank
[dunne, smaakloze drank; zwakalcoholische brandewijn]
datering: 1710 (1701-1750)
status: ontlening onzeker ; afleiding
afleidingen en samenstellingen: SAOB; ~ättika [brandewijnazijn, verouderd]
etymologie: NEO; sedan ca 1710; till äldre nederl. lanc 'kraftlös (om vätskor)
bron: SAOB 1898 (NEO; SAOB)
-
▾ Aucaans
langa
[met een grote lengte]
-
▾ lang takelblok
[lang hijsblok]
-
▾ Russisch
longtakel'blok
†verouderd
[lang hijsblok]
-
▾ Russisch
longtakel'blok
†verouderd
[lang hijsblok]
-
▾ langdurig
[gedurende lange tijd]
-
▾ Zweeds
långdurig
†verouderd
[volhardend; taai]
-
▾ Zweeds
långdurig
†verouderd
[volhardend; taai]
-
▾ lange lijs
[bepaald type porselein]
-
▾ Engels
long Eliza
[fijn Chinees porselein]
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Lijs in lange lijs is een verkorting van de vrouwennaam Elisabeth. Het porselein heet zo omdat er lange, slanke vrouwenfiguren op staan; Elisabeth staat voor een vrouw in het algemeen.
bron: Sijs 2006a (Van der Sijs 2006)
-
▾ Engels
long Eliza
[fijn Chinees porselein]
-
▾ lange splitsing
[verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
-
▾ Russisch
lónga splésen'
†verouderd
[verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
-
▾ Russisch
lónga splésen'
†verouderd
[verbinding van touwwerk die de tros niet of weinig verdikt]
-
▾ lange tanden
[tegenzin]
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eat with lang tande, eat with long teeth
[tegenzin]
<via Afrikaans>
datering: 1973 (1951-2000)
status: ontlening onzeker ; leenvertaling
etymologie: Afk. ult. f. Du. met lange tanden eten
bron: Silva 1996 (DSAE)
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
eat with lang tande, eat with long teeth
[tegenzin]
<via Afrikaans>
-
▾ lange vingers hebben
[stelen]
-
▾ Amerikaans-Engels
to have long fingers
(dialect)
[stelen]
-
▾ Amerikaans-Engels
to have long fingers
(dialect)
[stelen]
-
▾ lange zaling
[dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
-
▾ Russisch
lóngsaling,lóngasáling
†verouderd
[dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
-
▾ Russisch
lóngsaling,lóngasáling
†verouderd
[dwarshouten die net onder de toppen van de mast kruisgewijs in elkaar zijn gevoegd]
-
▾ langen
[(verouderd) aangeven]
-
▾ Deens
lange
[aangeven; zich van eten voorzien; de arm strekken om iemand te slaan; iemand bekritiseren]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: PNOE: edertysk el. tysk langen 'gøre sig lang for at nå noget, strække sig'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
langata
[het geven van een of ander voorwerp van hand in hand, van de een aan de ander]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
lange
[aanreiken]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: tro fra lty 'strekke seg ut for å nå
bron: BO 2005 (BO)
-
▾ Sranantongo
langa
[(aan)reiken]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Zweeds
langa
[doorgeven]
datering: 1833 (1801-1850)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: NEO; Hist.: sedan 1833; trol. av lågty. eller nederl. langen med samma bet., till lang 'lång', alltså 'sträcka ut armarna och räcka ngt'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lange
[aangeven; zich van eten voorzien; de arm strekken om iemand te slaan; iemand bekritiseren]
-
▾ langlevendheid
[heel oud worden]
-
▾ Deens
langlevenhed
†verouderd
[heel oud worden]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: vist efter holl. langlevendkeid
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Deens
langlevenhed
†verouderd
[heel oud worden]
-
▾ langs
[bijwoord van richting]
-
▾ Fries
langs
[bijwoord van richting]
-
▾ Fries
langs
[bijwoord van richting]
-
▾ langwerpig
[meer lang dan breed]
-
▾ Duits
lankwarpich
(dialect)
[saai, langdradig]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort lebt noch in Westrhauderfehn
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
lankwarpich
(dialect)
[saai, langdradig]
-
▾ langzaam
[niet snel]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1265-1270;
thema: voortbewegen
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
langsom
[niet snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lanksam afl. af lank (jf. lang) + -sam (jf. -som)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Jakartaans-Maleis
langsam
[niet snel]
-
▾ Javaans
langsam
[niet snel]
-
▾ Negerhollands
langsaam, langsaem
[niet snel]
datering: 1770 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: Magens 1770: erg langzaam = gue langsaem, veel te langzaam = alteveel langsaem.
etymologie: langsaam (old 1776), langsaem (Magens 1770)
bron: Magens 1770 (Magens 1770, old 1776)
-
▾ Noors
langsom
[niet snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty, ty; FuT: aus d. langsam entlehnt
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
långsam
[niet snel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. langsamber; av lågty. lanksam med samma bet.; till lång
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
langsom
[niet snel]
-
▾ lank
[(verouderd) zijde]
-
▾ Esperanto
flanko
[(linker of rechter) zijde]
<via Frans>
datering: 1887 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ambaŭflanke ‘aan beide zijden’, alflankiĝi ‘langszij komen’, ombroflanko ‘schaduwzijde’
etymologie: Geleend via Fr flanc met ondersteunende bronwoorden Eng flank, Du Flanke, Ru flang. De uitgang -o is standaard voor substantieven in Esp.
bron: Cherpillod 2003 Vilborg 1989-2001 (Cherp, Vil 2)
-
▾ Frans
flanc
[zijde]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: PR: frq. *hlanka `heup'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Esperanto
flanko
[(linker of rechter) zijde]
<via Frans>
-
▾ lankmoedig
[toegevend]
-
▾ Negerhollands
langmoedig
[geduldig]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776: geduldigheid = langmoedigheit
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Negerhollands
langmoedig
[geduldig]
-
▾ lanoline
[wolvet]
-
▾ Indonesisch
lanolin
[wolvet]
-
▾ Indonesisch
lanolin
[wolvet]
-
▾ lans
[stoot- en werpwapen]
-
▾ Negerhollands
lants, lanzet
[speer; stekel bij dieren]
-
▾ Saramakkaans
lánza
[stoot- en werpwapen]
-
▾ Singalees
lansa-ya
[stoot- en werpwapen]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: of uit Portugees lança
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala)
-
▾ Sranantongo
lansri
[stoot- en werpwapen, spies]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Negerhollands
lants, lanzet
[speer; stekel bij dieren]
-
▾ lansier
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ Javaans
langsir
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ Madoerees
langsir
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ Javaans
langsir
[met een lans gewapende ruiter]
-
▾ lantaarn
[verlichtingstoestel]
-
▾ Arowaks
aléti
[verlichtingstoestel]
-
▾ Boeginees
lantêra
[verlichtingstoestel]
-
▾ Karaïbisch
lanteli
[verlichtingstoestel]
<via Sranantongo>
-
▾ Keiëes
lanter
[verlichtingstoestel]
-
▾ Makassaars
lantêra
[verlichtingstoestel]
-
▾ Negerhollands
lantern
[verlichtingstoestel]
-
▾ Sarnami
lanteri
[stormlamp]
-
▾ Sasaks
lĕnterang
[verlichtingstoestel]
-
▾ Singalees
lantäruma
[verlichtingstoestel]
status: Ambigu: Nederlands of Portugees ; ontlening onzeker
etymologie: of uit Portugees lanterna
bron: Sannasgala 1976 (Sannasgala)
-
▾ Soendanees
lantera
[verlichtingstoestel]
-
▾ Sranantongo
lanteri
[verlichtingstoestel]
datering: 1855 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Fo)
-
▾ Arowaks
aléti
[verlichtingstoestel]
-
▾ lantaarnpaal
[paal waarop een straatverlichting staat]
-
▾ Sranantongo
lanteripâl
[paal waarop een straatverlichting staat]
-
▾ Sranantongo
lanteripâl
[paal waarop een straatverlichting staat]
-
▾ lap
[klap, mep]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
laap
[oorvijg]
-
▾ Negerhollands
lap
[klap, mep]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
laap
[oorvijg]
-
▾ lap, lapje
[stuk doek; klein of dun stuk van bijv. vlees]
zelfstandig naamwoord ; datering: 901-1000;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
lap
[tampelin]
status: ontlening onzeker
etymologie: Sabantar beta lap oese 'een oorveeg geven'
bron: Prick 1906 (Prick 1906)
-
▾ Amerikaans-Engels
loppie, lappey
†verouderd
(dialect)
[matje gemaakt van lompen]
datering: 1801-1900 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Dutch lapje (dim.),rag, shred, remnant. Hudson Valley
bron: Carpenter 1908-1909 (Carpenter)
-
▾ Balinees
lap
[stuk doek]
-
▾ Creools-Portugees (Batavia)
laap
[stuk doek]
-
▾ Ests
lapp
[stuk doek]
-
▾ Frans
lappequin
†verouderd
(dialect)
[gulp van een broek als opgenaaid lapje]
datering: 1399 (1351-1400)
status: ontlening onzeker
etymologie: Lappeken (fläm.) 'kleiner lappen'.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lape; lapiote
(dialect)
[sou (geldstuk); stukje doek om een scheur te dichten]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapiote (= -illote) 'klein stuk (d.w.z. lapje ter reparatie ?), gezet op een kledingstuk of schoeisel'; lapå (-ard) 'fout, flater'
etymologie: Lap (ndl.) 'zum flicken verwendeter'. Die verschiedenen wörter sind vielleicht unab- hängig von einander auf grund des ndl. wortes entlehnt und gebildet worden.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Indonesisch
lap
[stuk doek om mee schoon te maken, stofdoek]
-
▾ Indonesisch
lapis
[vlees dat in platte stukjes is gesneden]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lap, elap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: elap tangan (dialect van Tanah Abang) = servet, ngelap = poetsen, ngelapin = iets poetsen
bron: Kähler 1966 (HANS)
-
▾ Javaans
elap, lap
[poetslap; vloeipapier]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: dielapi=afgeveegd; gevloeid
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Javaans
lapis
[bekleedsel, laag over iets heen; plat, dun stuk vlees]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapisan=voering; kuwih lapis=uit laagjes bestaand gebak
etymologie: kuwih=gebak
bron: Pigeaud 1989 (Pigeaud)
-
▾ Keiëes
lap
[stuk doek, doek, servet, handdoek, zakdoek]
-
▾ Madoerees
ēllap, lap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: a(ēl)lap / ngēllap = afvegen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
lap-lap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lap = iets schoonvegen
bron: Warokka 2004 (DJERY)
-
▾ Minangkabaus
lap
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: malap = afvegen
bron: Moussay 1995 (Moussay)
-
▾ Muna
lapu
[stuk doek]
-
▾ Negerhollands
lap
[stuk doek, vod]
-
▾ Papiaments
lapi
[stuk doek]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapilapi (restjes stof, restjes vlees, rimpels, flard, slap en loshangend - met betrekking tot de huid-). Lapimentu (het lappen); lapi di paña (lap stof, lapje).
etymologie: Oudste vindplaats Conradi Mat 9:16 "lapi".
bron: (Joubert PN, Conradi)
-
▾ Singalees
lāppaya, lapayya, lappiya
†verouderd
[stuk doek]
status: ontlening onzeker
etymologie: verouderd
bron: Peeters 1975 Sannasgala 1976 (Peeters, Sannasgala 1975)
-
▾ Sranantongo
lapu
[stuk doek]
-
▾ Surinaams-Javaans
lap
[(poets)lap, stofdoek]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lap piring = theedoek, handdoek, ngelapi = afvegen, lap-lapan = afdrogen
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Xhosa
laphu
[stuk doek]
<via Afrikaans>
-
▾ Zuid-Afrikaans-Engels
lappie
[(vaat)doekje]
<via Afrikaans>
datering: 1892 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lappie-legs (iem. met onvaste tred), koerant-lappie (doekje tegen drukinktsmetten)
etymologie: Afrikaans lappie (formerly lapje).
bron: OED2 1989 Silva 1996 (DSAE, OED2)
-
▾ Ambons-Maleis
lap
[tampelin]
-
▾ lappen
[een klap geven]
-
▾ Berbice-Nederlands
lapu
[een klap geven]
-
▾ Menadonees
lap
[een klap geven]
-
▾ Berbice-Nederlands
lapu
[een klap geven]
-
▾ lappen
[verstellen, goedmaken, repareren; schoonmaken met een lap]
-
▾ Karaïbisch
rapumary
[repareren]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker ; afleiding
etymologie: van Sranan lapu = lap + -ma-, -ry
bron: Aloema 1987 (Aloema, Nardo, M.J. Pierre & C.N. van der Ziel (red.) (1987), Kalihna-Nederlands woordenboek, met index, Instituut voor Taalwetenschap (SIL), proefuitgave. 1987)
-
▾ Muna
lapu
[afvegen (met een lap)]
-
▾ Negerhollands
lap
[verstellen, goedmaken, repareren]
-
▾ Papiaments
lapi (ouder: lappi)
[herstellen, plakken, knoeierig herstellen, verstellen]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lapi paña (stoffen/kleren hersellen/lappen).
etymologie: Uit Ewijk p.57
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
laplapu (ouder: lappu)
[oplappen, herstellen, verstellen]
datering: 1783 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Focke 1855 Woordenlijst S-N (Woordenlijst S-N, Schu, Fo)
-
▾ Karaïbisch
rapumary
[repareren]
<via Sranantongo>
-
▾ lapperij
[(verouderd) knoeierij, knoeiwerk, lapwerk]
-
▾ Deens
lapperi
[knoeiwerk, lapwerk]
status: Ambigu: Nederlands of (Neder- of Hoog-)Duits ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra mnt. lapperi, ty. lapperei
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Noors
lapperi
[knoeiwerk, lapwerk]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: fra lty
bron: BO 2005 (BO:)
-
▾ Zweeds
lappri
[kleinigheid, onbeduidend ding, bagatel]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. lappri; av lågty. lapperi 'fuskverk; lappri'; till lapp
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lapperi
[knoeiwerk, lapwerk]
-
▾ lapskous
[scheepsgerecht, bestaande uit stamppot van vlees, groente, scheepsbeschuit of andere ingrediënten]
-
▾ Deens
labskovs
[scheepsstamppot]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: OOD: fra nt. labskaus, eng. lobscouse; oprindelse uvis
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Fins
lapskoussi
[scheepsgerecht, bestaande uit stamppot van vlees, groente, scheepsbeschuit of andere ingrediënten]
<via Zweeds>
-
▾ Noors
lapskaus
[scheepsstamppot]
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty labskaus el. engl. lobscouse; FuT: aus engl. lobscouse, das eigentlich lob's course, von lob 'klumpen' und course 'gericht' sein soll. Aus dem engl. auch nd. labskausch.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lapskojs
[scheepsgerecht]
datering: 1880 (1851-1900)
status: Ambigu: Nederlands of Engels ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1880; efter lågty. labskausch, eng. lobscouse med samma bet.; av ovisst urspr.; ev. till eng. dial. lob '(att) koka' och scouse 'buljong'
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
labskovs
[scheepsstamppot]
-
▾ lapzalven
[kwakzalven]
-
▾ Deens
labsalve
[kwakzalven; touwen teren]
status: ontlening onzeker
etymologie: OOD: ligesom sv. lappsalva fra ty. labsalben, nt. lapsalfen, fris. holl. lapzalven, ogs.: kvaksalve (jf. bet. 2.1); jf. no. laksalve; grundbet.: smøre plastre (lapper; jf. Lap), i ty. omdannet m. tilknytning til ty. lab, sur vædske, kalveløbe, laben, styrke, opfriske, labsal, vederkvægelse, Bang: (holl). Misschien via Nederduits?
bron: Dahlerup 1919-1956 Foerste 1938 (OOD, Foerste, Arnesen, Bang)
-
▾ Duits
lappsalven
(dialect)
[kwakzalven; touwen teren]
status: ontlening onzeker
etymologie: Gegenwärtig ist es einzig in der Schiffersprache in der Bed. 2 bekannt. Als Seemannswort auch anderswo entlehnt: schwed, dän, norw.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Noors
lapsalve
[kwakzalven; teren]
-
▾ Deens
labsalve
[kwakzalven; touwen teren]
-
▾ lapzalver
[kwakzalver]
-
▾ Duits
Lappsalver
†verouderd
(dialect)
[kwakzalver]
-
▾ Duits
Lappsalver
†verouderd
(dialect)
[kwakzalver]
-
▾ larie
[onbeduidend gepraat, onzin]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1787-1789;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Larifari
[onzin]
datering: 1651-1700
status: ontlening onzeker
etymologie: Stammt entweder aus den ital Tonbezeichnungen »la re fa« (= heitere Tonfolge ADF) oder aus ndl »larie = Unsinn« mit reimendem Anhängsel.
bron: Küpper 1987 (Kuepper)
-
▾ Frans
lari, lărī
(dialect)
[geraas, wanorde, verwarring, luidruchtige vreugde]
status: ontlening onzeker
etymologie: Die herkunft von ndl. larie ist nicht geklärt, und ausserdem liegt seine bed. von der des fr. wortes etwas ab. Entlehnung des letztern aus dem ndl. ist daher nicht ganz gesichert. Vgl. noch e. larry 'verwirrung, erregung' in süd- englischen mundarten.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Duits
Larifari
[onzin]
-
▾ larynx
[strottenhoofd]
-
▾ Indonesisch
laring
[strottenhoofd]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laringéktomi = laryngectomie
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
laring
[strottenhoofd]
-
▾ las
[verbinding]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1409;
thema: werk en industrie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Deens
lask
[verbinding]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lasche 'lask, snip, las' egl. 'noget der hænger slapt' afl.af lasch 'slap, slatten' egl. 'som har lagt sig ned' ¯ afl. af fællesgermansk *lagskan 'lægge sig' ¯ indoeuropæisk *loghsko- afl. af *legh- 'ligge, lægge'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Fins
laski
†verouderd
[verbinding (zeevaartterm)]
<via Zweeds>
-
▾ Indonesisch
las
[verbinding]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melas, mengelas = lassen; lasan = gelast
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Sranantongo
las
[verbinding]
-
▾ Zweeds
lask
[verbinding]
datering: 1691 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laskbricka, laskjärn
etymologie: NEO; sedan 1691; av lågty. lasche 'kilformig lapp'; ev. besl. med slak
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
lask
[verbinding]
-
▾ lassen
[een verbinding maken]
-
▾ Berbice-Nederlands
lasi
[een verbinding maken]
-
▾ Indonesisch
las
[twee constructiedelen in de lengterichting aan elkaar verbinden]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: melas, mengelas = lassen; lasan = gelast
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Jakartaans-Maleis
las
[een verbinding maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngelas = iets lassen, lasan = iets dat gelast is
bron: Chaer 1976 (CHAER)
-
▾ Madoerees
las
[een verbinding maken]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: ngēllas = iets lassen
bron: Safioedin 1977 (ASIS)
-
▾ Menadonees
las
[een verbinding maken]
-
▾ Muna
lasi
[een verbinding maken]
-
▾ Negerhollands
las
[wikkelen, binden]
-
▾ Papiaments
las (ouder: lasch)
[een verbinding maken]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lasdó (lasser), aparato di las (lasapparaat)
etymologie: Ewijk p. 3, 57
bron: (Joubert PN, Ewijk)
-
▾ Sranantongo
las
[een verbinding maken]
-
▾ Surinaams-Javaans
ngelas
[een verbinding maken]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: las = soldeersel
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Berbice-Nederlands
lasi
[een verbinding maken]
-
▾ lasser
[iemand die beroepsmatig last]
-
▾ Papiaments
laser
[iemand die beroepsmatig last]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
laser
[iemand die beroepsmatig last]
-
▾ lasso
[werpkoord met strik]
-
▾ Indonesisch
laso
[werpkoord met strik]
-
▾ Indonesisch
laso
[werpkoord met strik]
-
▾ last
[vracht]
-
▾ Baskisch
lasta
[ballast]
<via Frans>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastatu ‘met ballast laden’.
etymologie: Volgens Lh voorkomend in het kustdialect Labourdijns en niet inheems. Azk 1 vermeldt het voorkomen in twee zuidelijke varianten aan de kust binnen het Guipuzcoaans en geeft aan dat het woord van uitheemse oorsprong is. Sar vermeldt het niet.
bron: Azkue 1969 Lhande 1926 (Lh, Azk 1)
-
▾ Deens
last
[vracht]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker ; betekenisontlening
etymologie: fra nedertysk last ¯ fællesgermansk *´la¬sti- afl. af *´la¬an 'lade, læsse' (jf. lade)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
last
[vracht]
-
▾ Fins
lasti
[vracht]
<via Zweeds>
datering: 1862 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastihissi = lastlift, vrachtlift, lastiluukku = vrachtluik, lastimerkki = vrachtmerkteken, lastipumppu = vrachtpomp, lastipuomi = vrachtboom
etymologie: Bentlin: of Nederduits
bron: Ginneken 1913-1914 Nurmi 1998 Bentlin 2008 (Stjerncreutz, JvG, NSSK, SKP, TN, NM, Bentlin)
-
▾ Frans
lest
[ballast (gewicht om een schip te stabiliseren); gewicht (meestal zand) om een luchtballon te stabiliseren]
datering: 1282 (1251-1300)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lester, lestage; FEW: lester un filet 'een net verzwaren met stukken lood' 1931; jeter son lest (pop.) 'overgeven' 1931; etc.
etymologie: PR: néerl. last, frison lest.Die entlehnung last (-> trefwoord last, vorm last) ist schon seit dem 13.jh. konkurrenziert worden durch die fries. entsprechung lest, die in den gleichen bed. aufgenommen wurde. Auch hier sind die belege oft lückenhaft. Die bed. 'ladung' wird bald ganz verdrängt von der daraus abgeleiteten oder vielleicht vom verbum lester aus zurückgebildeten bed. 'ballast'. S. noch LEST (me.).
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Valkhoff 1949 Walter 1997 Wartburg 1928 (PRobert, Walter, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Frans
last(e)
[gewicht van 2 ton of 2000 kg]
datering: 1208 (1201-1250)
status: ontlening onzeker
etymologie: V: nl. last.FEW: Ndl. last ist in zwei bed. in die nörd- lichsten mundarten übergegangen, als bezeich- nung eines gewichts und im sinn von 'schiffsla- dung'. Die 1. bed. ist im afr. auf den äusser- sten norden beschränkt, findet aber im 17.jh. in die fr. marineterminologie eingang. Last 'ladung' ist nur ganz sporadisch belegt. Das zugehörige verbum mndl. lasten 'aufladen, belasten' ist schon im mfr. vereinzelt in die nördl. mundarten übergegangen (laster, lasteur, lastage, délaster). Die ganze gruppe scheint nur den nördlichsten häfen anzugehören, und wenn délaster aus Bordeaux bezeugt ist, so ist vielleicht der starke verkehr mit England und den Nordseehäfen daran schuld. Aus der 1. bed. entleht it. lasto, aus der 2. bed. kat. llastre 'ballast', sp. lastre (dieses -r- wohl aus lastra 'steinplatte', oft als ballast verwen- det), pg. lastro, bret. lastr, vann. last.Zie ook trefwoord 'last', vorm 'lest'.
bron: Walter 1991 Wartburg 1928 (Walter 2, Valkhoff, FEW)
-
▾ Italiaans
lasta
[vracht, gewicht]
<via Frans>
-
▾ Lets
lasts
[oude inhoudsmaat]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vācu Last krava, nasta
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
lastas
[oude inhoudsmaat voor het verschepen van o.a. houtskool]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. Last - krovinys
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Negerhollands
last
[vracht]
-
▾ Noors
last
[vracht, lading]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: lty, jf. norr lest, besl m lade og lass; FuT: entlehnt aus mnd. last (holl. last).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Portugees
lastro
[gewicht dat zich onder in het ruim van een schip bevindt om het stabiliteit te geven; waarborgsom in goud dat dient als garantie voor papiergeld]
<via Frans>
datering: 1401-1500 (1401-1450)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: alastramento 1881; alastrar xvi; alastrim xx; lastrar xv
etymologie: Do antigo fr. last (atual lest), deriv. do neerl. last 'peso'.
bron: Boudens 1988 Cunha 1986 (Da Cunha, Boudens)
-
▾ Russisch
last
†verouderd
[vracht]
status: ontlening onzeker
etymologie: Last, genomen in haar eerste betekenis, komt overeen met het woord vracht. . . . last werd ook somtijds genomen voor een zekere zwaarte van gewicht, of getal van tonnen voor een last gerekend. WINSCII. Gewicht van 2000 Ned. ponden; ook wordt de grootte der schepen bij de tonnenmaatbepaling in lasten uitge¬drukt en men verkrijgt het aantal gemeten lasten door dat der geme¬ten tonnen te delen door 1,89. T. Russ. last, bij J: 1. laste, poids de deux tonneaux ou 4.000 iivres (2 mille kilogrammes). 2. cargaison, charge. In de betekenis van: inhoudsmaat voor sche¬pen, geven alle Russ. woordenboeken het woord; in die van: lading, vracht, heeft slechts J. het, hoewel de andere alle het daarvan afgeleide adject. lástovgj vermelden, b.v. in: lástovoe sudno, last-schip, transportschip, batiment de charge, allège . In de hier ge¬noemde, op de scheepvaart betrekking hebbende betekenissen is Russ. last waarschijnlijker aan het Holl. dan aan het Hgd. ontleend. Z. ook de art. Ton, Vracht.
bron: Meulen 1909 (VdMeulen 1909)
-
▾ Spaans
lastre
[ballast]
<via Frans>
datering: 1490 (1451-1500)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastrar, 1493; deslastrar, rond 1570
etymologie: De origen germánico, probte. del neerl. last `peso' (por conducto del fr. antic. last, hoy lest).
bron: Corominas 1983 (Corominas)
-
▾ Zweeds
last
[vracht, lading]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lastfartyg, lastkaj, lastvagn, ballast, kollast, pråmlast
etymologie: före 1520; fornsv. -last (i ivirlast 'för stor börda'); av lågty. last med samma bet., till laden 'lasta'; jfr lada, 1ladda, läst2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Zweeds
läst
[oude inhoudsmaat voor het verschepen van o.a. houtskool]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: före 1520; fornsv. läst; av lågty. last (plur. leste) 'last; bestämt mått varor'; samma ord som last1
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Baskisch
lasta
[ballast]
<via Frans>
-
▾ last
[hinder]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1301-1400;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Negerhollands
last
[hinder]
-
▾ Sranantongo
last
[hinder van een vloek]
-
▾ Negerhollands
last
[hinder]
-
▾ lastage
[(verouderd) laad- of losplaats]
-
▾ Duits
Lastadie
(dialect)
[scheepsballast, laad- of losplaats]
status: ontlening onzeker
etymologie: Volgens Smet NL, volgens Kluge rechstreeks uit het Frans geleend
bron: Kluge 1911 Kluge 2002 Smet 2004 (Smet 04, Kluge See)
-
▾ Duits
Lastadie
(dialect)
[scheepsballast, laad- of losplaats]
-
▾ lastbarend
[(verouderd) lastdragend]
-
▾ Negerhollands
lastbarend
[lastdragend]
-
▾ Negerhollands
lastbarend
[lastdragend]
-
▾ laster
[kwaadsprekerij]
-
▾ Duits
im Laster liggen
(dialect)
[belasterd worden]
-
▾ Negerhollands
laster
[kwaadsprekerij]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 213)
-
▾ Papiaments
laster
†verouderd
[blasfemie]
datering: 1844 (1801-1850)
status: ontlening onzeker
etymologie: Mat. 12:31 en 26:56 als znw., 26:66 als ww.
bron: Conradi 1844 (Conradi)
-
▾ Duits
im Laster liggen
(dialect)
[belasterd worden]
-
▾ lasteraar
[iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
-
▾ Negerhollands
lasteraar
[iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
-
▾ Negerhollands
lasteraar
[iemand die leugenachtig kwaad vertelt over een persoon met de bedoeling hem in zijn eer of goede naam te kwetsen]
-
▾ lastering
[het vertellen van laster]
-
▾ Negerhollands
lastering
[het vertellen van laster]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
bron: Hesseling 1905 Oldendorp 1996 (old 1776, Hesseling 1905: 223)
-
▾ Negerhollands
lastering
[het vertellen van laster]
-
▾ lastgeld
[(verouderd) heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
-
▾ Frans
lastgelt
†verouderd
[heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
datering: 1725 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Aus ndl. lastgeld.
bron: Wartburg 1928 (FEW)
-
▾ Frans
lastgelt
†verouderd
[heffing die in Holland werd betaald om een haven binnen te komen of te verlaten]
-
▾ lastigvallen
[iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
-
▾ Negerhollands
val lastig
[iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
-
▾ Negerhollands
val lastig
[iemand met oneerbare bedoelingen benaderen]
-
▾ lat
[lang stuk hout]
-
▾ Ests
latt
[lang stuk hout]
-
▾ Fins
latta
†verouderd
[meetplank; plank ter bevestiging van een zeil]
<via Zweeds>
status: ontlening onzeker
bron: Kirjoittaja 1999 Köykkä 1991 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 (ZwFi, NSSK, SKP, TN)
-
▾ Indonesisch
lat
[lang stuk hout]
-
▾ Jakartaans-Maleis
lat
[lang stuk hout]
-
▾ Keiëes
lat
[lat, draagbaar]
-
▾ Kupang-Maleis
lata
[lang stuk hout]
-
▾ Saramakkaans
láta
[daklat]
-
▾ Sarnami
láti
[lang stuk hout]
-
▾ Sranantongo
lati
[lang stuk hout]
-
▾ Surinaams-Javaans
lati
[lang stuk hout]
<via Sranantongo>
-
▾ Zweeds
latta
[lang stuk hout, zeillat]
datering: 1544 (1501-1550)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: sedan 1544; av lågty. latte, ty. Latte med samma bet., besl. med laden 'lasta'; jfr last
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Ests
latt
[lang stuk hout]
-
▾ lat-relatie
[leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven, living apart together (titel van film van Pim de la Parra)]
-
▾ Engels
LAT-relation(ship)
[leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven]
-
▾ Engels
LAT-relation(ship)
[leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven]
-
▾ latafel
[ouderwetse ladekast]
-
▾ Papiaments
latafel
†verouderd
[ouderwetse ladekast]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 57
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Papiaments
latafel
†verouderd
[ouderwetse ladekast]
-
▾ lateihout
[houten latei]
-
▾ Duits
Lateiholt
†verouderd
(dialect)
[draagbalk boven deur of raam]
-
▾ Duits
Lateiholt
†verouderd
(dialect)
[draagbalk boven deur of raam]
-
▾ laten
[niet verhinderen; nalaten; afstaan]
-
▾ Berbice-Nederlands
latn
[niet verhinderen]
-
▾ Madoerees
elat
[losgelaten]
-
▾ Skepi-Nederlands
at
[niet verhinderen; nalaten; afstaan]
-
▾ Sranantongo
lâte
[wind laten; wind, scheet]
-
▾ Berbice-Nederlands
latn
[niet verhinderen]
-
▾ laten staan
[achterlaten, nalaten]
-
▾ Negerhollands
laatstaan, lastān, lāstā, listā, stā, la(t)staen
[laten, achterlaten, overlaten, in de steek laten, verlaten, vermijden, achterblijven, overblijven, toestaan]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: laatstaan (old 1776), lastān, lāstā, listā, stā (djdj 1926), la(t)staen (Hesseling 1905)
bron: Hesseling 1905 Josselin 1926 (old 1776, djdj 1926, Hesseling 1905)
-
▾ Negerhollands
laatstaan, lastān, lāstā, listā, stā, la(t)staen
[laten, achterlaten, overlaten, in de steek laten, verlaten, vermijden, achterblijven, overblijven, toestaan]
-
▾ latent
[verborgen]
-
▾ Indonesisch
latén
[verborgen]
-
▾ Javaans
latèn
[verborgen]
status: ontlening onzeker
bron: Albada 2007 Pigeaud 1989 (Albada, Rob van & Th. Pigeaud (2007), Javaans-Nederlands woordenboek, Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.)
-
▾ Indonesisch
latén
[verborgen]
-
▾ lateraal
[ter zijde]
-
▾ Indonesisch
lateral
[ter zijde]
-
▾ Indonesisch
lateral
[ter zijde]
-
▾ lateriet
[ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
-
▾ Indonesisch
laterit
[ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
-
▾ Indonesisch
laterit
[ijzer- en aluminiumrijke grond die ontstaat door chemische verwering van bepaalde gesteenten in de tropen]
-
▾ latex
[melksap van rubberbomen]
-
▾ Indonesisch
latéks
[melksap van rubberbomen]
-
▾ Indonesisch
latéks
[melksap van rubberbomen]
-
▾ latierboom
[afscheidingsboom in paardenstal]
-
▾ Duits
Lateiboom
(dialect)
[afscheidingsboom in paardenstal]
-
▾ Duits
Lateiboom
(dialect)
[afscheidingsboom in paardenstal]
-
▾ Latijn
[taal der Romeinen]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1201-1250;
thema: communicatie
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Japans
raten
[taal der Romeinen]
-
▾ Javaans
(aksara) latin
[Romeins schrift]
-
▾ Madoerees
aksara laten
[Romeins schrift]
-
▾ Negerhollands
Latiin
[taal der Romeinen]
-
▾ Surinaams-Javaans
Latin
[Latijn(s)]
-
▾ Japans
raten
[taal der Romeinen]
-
▾ laurier
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
-
▾ Japans
raurīru
†verouderd
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: raurîru-kerusu 'laurierkers' (verouderd)
etymologie: Nowadays gekkeiju (S.-J.).
bron: Vos 1963 (Vos 1963)
-
▾ Sranantongo
lawrir
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
-
▾ Japans
raurīru
†verouderd
[in Zuid-Europa inheemse sierboom]
-
▾ lauw
[tussen heet en koud]
bijvoeglijk naamwoord ; datering: 1240;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Ambons-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Kupang-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Menadonees
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Papiaments
lauw, louw
†verouderd
[tussen heet en koud]
datering: 1859 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit: Putman1859 p.46; Uit Ewijk p. 57
bron: Ewijk 1875 Putman 1859 (Putman1859, Ewijk)
-
▾ Ternataans-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ Ambons-Maleis
lau-lau
[tussen heet en koud]
-
▾ lauwer
[krans van laurieren]
-
▾ Fries
lauwer
[krans van laurieren]
-
▾ Fries
lauwer
[krans van laurieren]
-
▾ lava
[door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
-
▾ Indonesisch
lava
[door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
-
▾ Indonesisch
lava
[door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen]
-
▾ laven
[verkwikken]
-
▾ Fries
laavje
[verkwikken door drank]
-
▾ Papiaments
laaf
[verkwikken]
datering: 1875 (1851-1900)
status: ontlening onzeker
etymologie: Uit Ewijk p. 57
bron: Ewijk 1875 (Ewijk)
-
▾ Fries
laavje
[verkwikken door drank]
-
▾ lavendel
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Japans
rāhenderu
†verouderd
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Javaans
lupèndel, lupènder, pèndel
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Sranantongo
lafendra
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ Japans
rāhenderu
†verouderd
[geslacht van lipbloemige halve heesters, de bloemen daarvan]
-
▾ laveren
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
-
▾ Ambons-Maleis
lawèr
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ Bulgaars
laviram
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Russisch>
-
▾ Deens
lavere
[kruisen, voorzichtig manoeuvreren]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lavere sig=met klein zeil varen, ook al heeft de schipper wind mee, sidde og lavere=zitten te niksen
etymologie: OPRINDELSE: holl. laveren. OOD: fra holl. ell. mnt. laveren, glholl. loveeren, jf. fr. louvoyer (ældre: louvier); til holl. loef, vindside, se Luv, Luvart; besl. m. luffe; nu lidt gldgs., Bang (holl).
bron: Brüel 1993 Dahlerup 1919-1956 Grimm 1854-1971 Hammerich 1945 Hårbøl 2004 Arnesen Bang 1976 (Fremmedordbog, Fremmed2, OOD, Arnesen, Grimm, Hammerich 45 p. 342., Bang)
-
▾ Duits
lavieren, sich lavieren
[met handigheid moeilijkheden overwinnen; (zeemanstaal, verouderd) zigzag tegen de wind in zeilen]
datering: 1601-1700 (1601-1650)
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: Übernommen aus der niederdeutschen Seemannssprache (mndd. lavEren) und semantisch ausgeweitet. Das niederdeutsche Wort scheint zusammen mit seiner niederländischen Entsprechung aus einem französischen Wort zu stammen, das allerdings erst später bezeugt ist (mfrz. lovier); dieses aus mfrz. lof "Windseite", das seinerseits aus dem Niederländischen stammt. Goedel: Man mußte also richtiger "luvirer" sagen, wie im Französischen auch wirklich loef gebildet, (während das französiche "lof" sich von einer falschen Aussprache des Holländischen herschreiben wird). Das Wort erklärt sich aus dem Niederddeutschen, besonders dem Niederländischen. Da heißt dasselbe zuerst "loeven" von "loef", die Windseite des Schiffes, dann mit der beliebten fremden Endung "loeveren", endlich verderbt. die frühesten deutschen belege geben noch ganz die holländische form.
bron: Duden Fremd 1990 Goedel 1902 Grimm 1854-1971 Kluge 2002 Smet 2004 (Duden Fremd, Kluge, Goedel, Smet 04, Grimm)
-
▾ Engels
laveer
†verouderd
[(op)kruisen]
datering: 1598 (1551-1600)
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: laveerer, one who laveers.
etymologie: ad. Du. laveeren, in 17th c. also loevéren, MDu. laeveren, loveren, ad. F. (16th c.) loveer, now louvoyer (for the suffix in Du. cf. domineren domineer v.), f. lof windward (of Du. or LG. origin: see luff). The Du. word has been adopted in other langs. as G. lavieren, Sw. lofvera, Da. lavere.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE)
-
▾ Hongaars
lavíroz
[telkens aan de wind overstag gaan]
<via Duits>
-
▾ Kroatisch
lavirati
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
status: ontlening onzeker
bron: Anić 2003 (Anić, Vladimir & Ivo Goldstein (2000), Rječnik stranih riječi, Zagreb, 2de druk.)
-
▾ Lets
lavēt
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ Lets
lavierēt
[telkens aan de wind overstag gaan; met handigheid moeilijkheden overwinnen]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vācu lavieren < hol.
bron: Baltutis 2005 (U. Baltutis)
-
▾ Litouws
laviruoti
[telkens aan de wind overstag gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: vok. lavieren, ol. laveren
bron: Vaitkevičiūtė 2007 (V. Vaitkevičiūtė)
-
▾ Macedonisch
lavira
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
-
▾ Menadonees
lawèr
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ Noors
lavere, lovere
[telkens aan de wind overstag gaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: B&G: holl.; FuT: ist aus nd. holl. laveren entlehnt.
bron: Berulfsen 1986 Falk 1910-1911 (B&G; FuT, arnesen)
-
▾ Oekraïens
laviruváti
[telkens aan de wind overstag gaan]
<via Russisch>
-
▾ Pools
lawirować
[telkens aan de wind overstag gaan]
datering: 1651-1700 (1651-1700)
status: Ambigu: Nederlands of Duits ; ontlening onzeker
etymologie: nm. lavieren "kołować", ze śrdw.hol, hol. laveren, loef
bron: Bańkowski 2000 (Wladyslaw Kopalinski, A.Bańkowski)
-
▾ Russisch
lavirovát', lavirúju
[telkens aan de wind overstag gaan; (boeventaal) lopen, uitkijken naar een slachtoffer]
datering: 1720 (1701-1750)
status: ontlening onzeker
etymologie: Ueber ndl. ndd. laveeren oder nhd. lavieren (seit 15. Jhdt.), aus frz. louvoyer, s. Kluge-Götze EW. 348, Meulen 118 ff. Uit VdMeulen 1909: Over dwars heen en weer zeilen, om weg te spoeden wanneer men in de windt heeft. W. Een zeilend vaartuig beurtelings over den enen en den anderen boeg doen wenden, ten einde in den wind op te werken. De beweging, welke alsdan het vaar¬tuig zelf doet. v. L. Russ. lavirováť, louvoyer, courir des bordées, Eng. to ply to windward bij boards or tacks. J. zegt van Russ. lavirováť: de 1'angl. laveer, du holl. laveren ou de 1'all. lavieren, terwijl D. heeft: ném. lavieren iz goll. laveeren (Duitsch lavieren uit Holl. laveeren). De afleiding uit Eng. laveer is onwaarschijnlijk, die uit Duitsch lavieren is niet onmogelijk, maar toch lijkt het mij waarschijnlijker toe, dat Russ. lavirováť op Holl. laveeren teruggaat, evenals Russ. bugsirováť, buksirováť, op Holl. boegseeren, en Russ. konvoirovať op Holl. konvooieeren; Holl. -eeren is inliet Russ. -irovať geworden, z. op Boegseeren. Wat mij ook in de opvatting van den Holl. oorsprong van Russ. lavirováť versterkt, is het bij J. voorkomende: lavirováť korotkimi galsami, courir de courtes bordées, d.i. letterl.-. laveren met korte halzen, waarvoor de Holl. technische term luidt: laveren met korte slagen. Over deze betekenis van Russ. gals uit Holl. hals, z. ald., waar men bovendien, evenals op Ra, een synonieme uitdrukking voor laveeren vindt, alle aan Holl. woorden ontleend. Afleidingen van Russ. lavirováť zijn de subst. verbalia lavirovánie, lavirovka, 1'action de louvoyer, louvoyage, bordée, en het subst. lavirovscik, kto laviruet (die laveert). In het Lexicon van nieuwe woorden van PETER, DEN GTJOOTE komt voor een subst. lavir met de verklaring: kosaja doroga na vode (schuine weg op het water). Dit lavir is een geabstraheerde vorm uit lavirováť, vgl. Russ. bugsír, buks/r, bij bur/sirováť, buk-sirováť, en konvoir bij konvoirovať, terwijl hier verder ook toe behoort Russ. drejf uit ďréjfováť, z. Drijven.
bron: Černych 1993 Meulen 1909 Vasmer 1953-1958 (Vasmer, Cernych,VdMeulen 1909)
-
▾ Servisch
lavirati
[telkens aan de wind overstag gaan; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
-
▾ Sloveens
lavirati
[zigzaggend varen; manier van tekenen met veel reliëf; zich naar de omstandigheden schikken]
<via Duits>
-
▾ Wit-Russisch
lavíravac'
[telkens aan de wind overstag gaan]
<via Russisch>
-
▾ Ambons-Maleis
lawèr
[telkens aan de wind overstag gaan]
-
▾ lawaai
[herrie]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1803;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Duits
Lawaai, Lawei, Lawäi, Lavey
(dialect)
[herrie, spektakel om niets; pauze van dijkwerkers; staking van dijkmedewerkers; vrije avond]
status: ontlening onzeker
etymologie: Kremer 98: Westmünsterland (1e betekenis), Kremer 97: Im gesamten Westküstenbereich einstmals verbreitet. Foerste: Das Wort ist heute noch allgemein bekannt, bes. in der Wendung Lawaai upsteken (=de vlag of lap uithangen om te laten zien dat er pauze is of dat er gestaakt wordt). Auch sonst an der Küste entlehnt: BrWb. Oldenb. Wb. Purnhagen. Schütze?. Lawaai 2: Heute noch ein recht bekanntes Wort. In Emden wird es bes. in Bezug auf Juden gesagt. Sieh auch Oldenb. Wb. 38. VBrWb: ein Aufstand der Deicharbeiter. Da selbiger insgemein mit Aussteckung und Vortragung einer Fahne anzufangen pflegt, la waie, aber anstatt laat waien, d.i. laß wehen, ein gewohnliches Kommando-Wort im Holländischen und Dänischen ist…
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 (Kremer 98, Menke 97, Foerste, VBrWb, Schlüter, Beckmann)
-
▾ Papiaments
lawai
[herrie]
status: ontlening onzeker
bron: (Joubert PN)
-
▾ Duits
Lawaai, Lawei, Lawäi, Lavey
(dialect)
[herrie, spektakel om niets; pauze van dijkwerkers; staking van dijkmedewerkers; vrije avond]
-
▾ lawaaien
[rumoer maken]
-
▾ Duits
laweien, laveien
(dialect)
[rusten na het werk; staken]
-
▾ Duits
laweien, laveien
(dialect)
[rusten na het werk; staken]
-
▾ laweit
[(gewestelijk) lawaai]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1574;
thema: zintuiglijkheden
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Papiaments
beheit
[lawaai, tumult, herrie]
status: ontlening onzeker
etymologie: de herkomst van het Papiamentse woord is onzeker: wellicht van laweit met vervanging van het eerste element door -be
bron: (Joubert PN)
-
▾ Papiaments
beheit
[lawaai, tumult, herrie]
-
▾ Lazarus
[eigennaam]
-
▾ Kupang-Maleis
Sarus
[eigennaam]
-
▾ Negerhollands
Lazares
[eigennaam, met zweren overdekte bedelaar uit het Nieuwe Testament]
-
▾ Kupang-Maleis
Sarus
[eigennaam]
-
▾ lazarusziekte
[melaatsheid]
-
▾ Negerhollands
lazares siek, lazares siekte
[melaatsheid]
-
▾ Negerhollands
lazares siek, lazares siekte
[melaatsheid]
-
▾ lector
[titel aan universiteit]
zelfstandig naamwoord ; datering: 1762-1784;
thema: sociale leven
Klik hier voor de volledige woordfiche-
▾ Indonesisch
léktor
[titel aan universiteit]
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: léktorat = lectoraat
bron: Stevens 2004 (S&S-T2004)
-
▾ Indonesisch
léktor
[titel aan universiteit]
-
▾ lectuur
[leesstof]
-
▾ Indonesisch
léktur
[leesstof]
-
▾ Indonesisch
léktur
[leesstof]
-
▾ lede, lee
[waterloop]
-
▾ Frans
liète
(dialect)
[kanaal]
-
▾ Frans
liète
(dialect)
[kanaal]
-
▾ ledematen
[armen en benen]
-
▾ Duits
Ledemaad
†verouderd
[pijn in de ledematen; lid]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: formen -maad muligvis fra mnt. lidmate, holl. lidmaat
bron: Dahlerup 1919-1956 (OOD)
-
▾ Negerhollands
ledmaat
[armen en benen]
datering: 1776 (1751-1800)
status: ontlening onzeker
etymologie: Old 1776 ook: led
bron: Oldendorp 1996 (old 1776)
-
▾ Duits
Ledemaad
†verouderd
[pijn in de ledematen; lid]
-
▾ ledenvergadering
[vergadering van de leden van een vereniging]
-
▾ Fries
ledefergadering
[vergadering van de leden van een vereniging]
-
▾ Fries
ledefergadering
[vergadering van de leden van een vereniging]
-
▾ ledikant
[bed]
-
▾ Duits
Lessekant, Ledikant, Ledekant, Lêtkant
(dialect)
[(vrijstaand) bed, bedframe]
status: ontlening onzeker
etymologie: Westmünsterland, Foerste: Emden. Heute noch allgemein bekannt. Etym. Durch Einfluß von Wörtern wie predikant, fabrikant u.a. aus nordfrz lit de camp entstellt (Nl. Wdb.). - Die Form des nd. Lehnwortes macht nl. Vermittlung gewiß. Irrig ist die geläufige Vorstellung (vgl. K.-B. 12, 83 f.), das Wort sei in der Franzosenzeit direkt entlehnt. Schlüter: im Norden des Kr. Ahaus und vielfach bei Bauern. Ledekant ist weithin enlehnt, in den Kreisen Kleve und Rees (RhWb), in Lingen (Berger 96) und in Ostfrsl. (Foerste). Die form Lesekant in Meppen (Schönhoff 163). Sch-K 13 führt das Wort unter den nl. Enlehnungen an.
bron: Foerste 1938 Kremer 1998 Schlüter 1952 Smet 1983 (Kremer 98, Smet 83, Foerste, Schlüter)
-
▾ Papiaments
ledikant
†verouderd
[bed]
-
▾ Duits
Lessekant, Ledikant, Ledekant, Lêtkant
(dialect)
[(vrijstaand) bed, bedframe]
-
▾ leed
[(verouderd) een onaangename indruk makend, hatelijk]
-
▾ Frans
laid
[lelijk]
datering: 1080 (1051-1100)
status: frankisch ; ontlening onzeker
etymologie: GR: xvie; lait, 1080, Chanson de Roland, au sens fort (« hideux »); sens affaibli, 1155; du francique *laip; cf. anc. all. leid « désagréable ».; PR: frq. *laith (PR 1990: *laid), cf. a. all. leid `onaangenaam'
bron: Dubois 1979 Robert 1993 (PRobert, Larousse)
-
▾ Frans
laid
[lelijk]
-
▾ leedwezen
[verdriet, spijt]
-
▾ Fries
leedwêzen
[verdriet, spijt]
-
▾ Fries
leedwêzen
[verdriet, spijt]
-
▾ leefbaarheid
[het leefbaar zijn]
-
▾ Fries
leefberens
[het leefbaar zijn]
-
▾ Fries
leefberens
[het leefbaar zijn]
-
▾ leeftijd
[tijd dat iemand leeft]
-
▾ Fries
leeftyd
[tijd dat iemand leeft]
-
▾ Fries
leeftyd
[tijd dat iemand leeft]
-
▾ leeftocht
[proviand]
-
▾ Duits
Leftocht
(dialect)
[proviand]
status: ontlening onzeker
etymologie: Das Wort ist nur auf Borkum bekannt.
bron: Foerste 1938 (Foerste)
-
▾ Duits
Leftocht
(dialect)
[proviand]
-
▾ leeg, ledig
[zonder inhoud; vrij, werkloos]
-
▾ Frans
lège
[onbeladen of niet volledig beladen (van een schip)]
datering: 1681 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: PR 1993: néerl. leeg `vide'; PR 1990: empr. holl. leeg `vide'.FEW: Ook diverse dialekten hebben de vorm (al of niet in samenstelling): liège, vanaf 1736.Ndl. leeg ist eine kontrahierte form von ledig. -g ist wohl zu -ž geworden, weil seine aus- sprache <Griekse X> im fr. irgendwie eingepasst werden musste; der einspruch von Behrens ist daher kaum stichhaltig. Das wort ist wohl als ausdruck der binnen- oder der küstenschiffahrt ins fr. übergegangen.
bron: Dubois 1979 Robert 1993 Walter 1991 Wartburg 1928 (PRobert, Walter 2, Valkhoff, Larousse, FEW)
-
▾ Negerhollands
leeg
[zonder inhoud]
-
▾ Noors
ledig
[vrij, ongebonden, vacant, onbezet]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: sm o s lty ledich, 'fri, tom'; FuT: anord. lidugr 'leicht beweglich, frei, unbehindert, umgänglich' = mnd. led(d)ich, 'frei, müssig, leer' (holl. ledig, leeg).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Sranantongo
leigi
[zonder inhoud zijn]
-
▾ Surinaams-Javaans
légi
[zonder inhoud]
<via Sranantongo>
status: ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: nglégi = leeg maken
bron: Vruggink 2001 (Hein)
-
▾ Frans
lège
[onbeladen of niet volledig beladen (van een schip)]
-
▾ leegloper
[iemand die niets doet]
-
▾ Negerhollands
leeglooper
[iemand die niets doet]
-
▾ Negerhollands
leeglooper
[iemand die niets doet]
-
▾ leek
[niet-geestelijke; iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
-
▾ Deens
læg
[iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lêk ¯ latin l¤icus 'profan, uindviet' ¯ græsk l¤ïkós afl. af l¤ós 'folk'
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Noors
lek, leg
[niet-geestelijke; ongeschoolde]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: BO: gj lty fra gr laikos 'som tilhører folket'; FuT: von mnd. lêk (fholl. leek), das wiederum mlat. laicus (…) gr. laikos (…) ist.
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
lekman
[ongeschoolde, iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: lek= ongeschoold
etymologie: före 1520; fornsv. leker; av lågty. lek 'icke prästerlig'; jfr lekman
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
læg
[iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft]
-
▾ leeman
[ledenpop]
-
▾ Engels
lay-man
†verouderd
[ledenpop, marionet]
datering: 1688 (1651-1700)
status: ontlening onzeker
etymologie: a. Du. leeman for *ledenman, f. led `membrum, articulus' (Kilian), now lid limb, joint + man man n.1 Cf. G. gliedermann.
bron: Onions 1983 (OED2, ODEE lay-figure, Room (lay figure))
-
▾ Engels
lay-man
†verouderd
[ledenpop, marionet]
-
▾ leen
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan; wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt]
-
▾ Deens
len
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lên; egl. samme ord som lån
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Ests
laen
[wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt]
-
▾ Fins
lääni
[landelijk bestuursgebied, gebied, ruimte]
<via Zweeds>
datering: 1550 (1501-1550)
status: ontlening onzeker
bron: Häkkinen 2004 Kirjoittaja 1999 Nurmi 1998 Sadeniemi 2002 Bentlin 2008 (KH, NSSK, SKP, TN, Bentlin)
-
▾ Noors
len
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan]
status: ontlening onzeker
etymologie: BO: norr lén, fra lty, sm o s lån; FuT: anord. lên, "land das einem von einem könig zur verwaltung "ubetragen wird'(vom 14. jahrhundert ab das alte s^ysla als administrative bezeichnung ersetzend, dem jetzigen amt entspreechend), von dem gleichbedeutendem mnd. lên (holl. leen).
bron: BO 2005 Falk 1910-1911 (BO; FuT)
-
▾ Zweeds
län
[administratief district, provincie]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
afleidingen en samenstellingen: länsförbund, länsresidens, länsstyrelse, utflyttningslän
etymologie: före 1520; fornsv. län 'förläning; lån'; av lågty. len med samma bet.; eg. samma ord som lån; jfr förläna, lega2
bron: NEO 1995 (NEO)
-
▾ Deens
len
[onroerende zaak die door een heer aan een vazal ten gebruike werd afgestaan]
-
▾ leep
[sluw]
-
▾ Duits
leep
(dialect)
[sluw; plaag, gesel; slechte mensen]
status: ontlening onzeker
etymologie: Smet 92: Im ganzen Grenzgebiet zwischen Wesel, Kleve und Emden wirkte sich der niederländische Einflluß aus: Niederländische Wörter und Wortformen drangen in den letzten Jahrhunderten, und häufiger besonders im 19. Jahrhunderts, als Nahentlehnungen, d.h. als Folge der unmittelbaren nachbarlichen Beziehungen, in die Volks- und Umgangssprache des westniederdeutschen Randgebietes ein. Dazu gehören …. Smet 83: Bentheim, Ostfriesland, Emsländischen. Schönhoff: falsch, vom Gelde "lepe ly" "böse Menschen", d.i. die hexen können, dat lepe "Krebsschaden", scheint aus dem nl. leep entlehnt zu sein; vgl. dazu Franck, Etym. Wdb. Sp. 555.
bron: Schönhoff 1908 Smet 1983 Smet 1992 (Smet 92, Smet 83, Schönhoff)
-
▾ Duits
leep
(dialect)
[sluw; plaag, gesel; slechte mensen]
-
▾ leer
[doctrine]
-
▾ Deens
lære
[doctrine]
status: Ambigu: Nederlands of Nederduits ; ontlening onzeker
etymologie: fra nedertysk lere afl. af leren (jf. vb. lære)
bron: Becker-Christensen 2005 (PNOE)
-
▾ Negerhollands
leer
[onderrichting, lering]
datering: 1905
-
▾ Deens
lære
[doctrine]